29 september 2021 | Auteur: Maartje Derckx
Verankerd
Kanker is kut. Tot zover niets nieuws.
De ziekte eiste als een orkanische razernij al vele slachtoffers en blies hele gezinnen omver. Collega’s, bekenden, familie, waaronder mijn zus en vader die beiden de dodelijke dans ontsprongen, ik werd keer op keer met de bange neus op de harde feiten gedrukt.
In het oog van de orkaan is het altijd windstil. Onzichtbaar voor de buitenwereld huist daar het verstand, de hoop en wordt er structuur aangebracht. De strijdbijl wordt opgegraven en de messen geslepen.
Ik heb van de mensheid in zijn geheel niet altijd een hoge pet op. Maar de strijdlust die in vele dokterskamers geboren wordt, is er een om te bewonderen.
Ik zie Toon’s Toppers de berg en barricade op gaan. Ik zie collectanten door weer en wind de huizen langsgaan. Stichtingen tegen kanker zien het levenslicht. Het maakt me trots en treurig tegelijk. Want als kanker kiest, zijn we niet meer dan ratten in de val.
Ik deel de wachtkamer met een haarloze vijftiger. Ze ziet bleek, haar gelaatsrimpels zijn diep, haar blik vriendelijk, doch vermoeid. Ik scroll wat digitale roddelbladen door en zie hoe een Nederlandse zangeres haar hoofd vrijwillig heeft laten kaalscheren. Het contrast is tenenkrommend en ik ben geneigd het beeldscherm van mijn buurvrouw af te wenden. Ze glimlacht. “Nooit gedacht dat ik ooit op haar zou lijken.” Zo breekt ze het ijs en mijn hart.
“Het is wat, kanker,” vervolgt ze. Ze kijkt me aan. “Weet je, ik heb besloten de K weg te laten. Voortaan heb ik een anker. Ik heb mijn anker uitgegooid en ben vastbesloten hier te blijven. Ik moet ook wel. Ik heb mijn kinderen beloofd nergens heen te gaan.” Ze vertelt dat haar man uit loyaliteit zijn haren ook had gemillimeterd. “We lijken wel twee gedetineerden,” grapt ze, gevangen in haar zieke lijf.
“Ik voel even met mijn vlakke hand,” hij onderzoekt mijn beide borsten terwijl hij naarstig mijn blik vermijdt. Ook ik doe alsof ik het niet gênant vind. Mijn borsten. “Pricewinning,” zo betietelen mijn gayvrienden ze. Ze stelden nooit teleur, tot afgelopen week.
Met een verwijzing voor een mammografie in mijn handen sta ik even later buiten in de vale nazomerzon. Mijn wachtkamerbuurvrouw haalt het slot van haar fiets en trekt een muts over haar blote bol. De zonnestralen kruipen in mijn neus. Ik nies door de geluidsbarrière heen. “Gezondheid,” wenst ze me.
“Insgelijks,” fluister ik, terwijl ik de messen slijp.
Maartje Derckx