Spuugzat

Vastelaovundj, geweldig! Drank, drukte en gezelligheid in cafés. Eindelijk tref je weer die buren uit de jaren negentig of die klasgenoot  van de lagere school. Zou je in een andere situatie vanuit de verte vriendelijk geknikt hebben of hooguit vrolijk gezwaaid, nu wordt er bijgepraat en volgen er hilarische anekdotes uit een ver verleden met een twijfelachtig waarheidsgehalte.

Zelfs met wildvreemden ga ik de meest idiote gesprekken aan. Sommigen blijken iets te wild: de hotseknots-bumpers die als berggeiten rondspringen. Anderen te vreemd: een giraffekop blijft volhouden dat ik vroeger iets met zijn zus heb gehad (?) Maar dat mag allemaal de pret niet drukken. Vastelaovundj is een geweldig volksfeest. De uitgelaten stemming stijgt af en toe tot euforische hoogte. 

In de roes van alcohol doe je trouwens opmerkelijke constateringen en krijg je bijzondere inzichten. Zo valt het mij, over de Singel op weg naar een volgende kroeg lopend, op dat wildplassers, in tegenstelling tot wat hun naam doet vermoeden, uiterst bewegingsloos voor een muur of achter een boom blijven staan.

Eén nadeeltje van drank, drukte en gezelligheid in cafés wil ik toch even benoemen. Geluidsboxen produceren tegenwoordig zoveel decibels dat een gesprek voeren lastig wordt. En wat krijg je dan? Die buurman met zijn zure adem of de vrouw met de schetterstem komen héél dicht bij je staan en schreeuwen je toe. Ze toeteren iets onverstaanbaars in je oor en je voelt de hete vochtige walm van die oorhijgers je gehoorgang binnenstromen om zich tegen je trommelvlies op te hopen.

En dan moet het meest verschrikkelijke van dat kleffe, met een dronken kop tegen je aan hangen nog komen: met veel consumptie recht in je gezicht tateren! Of er een vernevelaar op je gericht wordt, een douchesproeier, een hogedrukspuit! Gelukkig vangt mijn bril een deel van die spuug op.

Als ik even later mijn gezicht en bril weer schoonmaak schieten mijn gedachten terug in de tijd. Toen ik een jaar of veertien was speelde ik bij toneelgroep Tierelantijn de rol van koksmaatje in een door regisseur Jo van der Velden geschreven sprookje. De kok die mij regelmatig uitfoeterde en mij door de hele zaal vol joelende kinderen met een pollepel achterna zat was de legendarische Lei de Borgie. Het vervult mij nog altijd met trots dat ik met deze Weerter grootheid op de planken heb mogen staan. 

Maar als er iemand was die met veel consumptie sprak dan was hij het wel! Kletsnat werd ik ervan. Als hij even richting zaal keek, zag ik in binnenvallend zonlicht de spuugwolken uit zijn mond komen die even later weer op mij neerdaalden.
En toen had ik nog geen bril. 

Ton Adriaens