‘Geer vanne Smeed’, een bevlogen natuurliefhebber

‘Als kind was de natuur mijn speeltuin en was alles heel gewoon. Pas op latere leeftijd zag ik hoe mooi de natuur in Weert e.o. eigenlijk is.’ Dit zijn de eerste regels van Gerard Stals (75) in zijn blog ‘Weert en natuur’.
Hierin beschrijft hij ruim dertig door hem bezochte natuurgebieden in en om Weert, geïllustreerd met prachtige foto’s van de flora en fauna. In dit interview vertelt hij ook over zijn jeugd: ‘Ik was vroeger een batjakker’, over historisch feitenonderzoek: ‘Er wordt veel klakkeloos overgeschreven’ en over de toestand van de natuur: ‘Ik ben daar niet zo optimistisch over’.

Wie is Gerard Stals?

Ik ben geboren in Altweerterheide, zoon van een smid, vandaar mijn bijnaam, en ik was de zesde van acht kinderen. Hele fijne jeugd gehad. Achteraf gezien was ik een typische ADHD’er. Heel druk, stond op de lagere school vaak op de gang omdat ik de meesters en juffen soms tot wanhoop dreef. Ik was een echte ‘batjakker’, altijd buiten aan het spelen en vaak de natuur in. Vanuit het dorp stond je in tien minuten midden in de bossen, in een moeras- of stuifzandgebied.
Toch waren mijn leerprestaties best goed. De meeste jongens en meisjes gingen naar de ambachtsschool of de huishoudschool maar het hoofd van de lagere school, achtte mij in staat naar de voorbereidende klas van het College te gaan. Ik op mijn fietsje naar De Lichtenberg, want daar waren enkele leslokalen ingericht. Dat werd geen succes. Het jaar daarop maakte ik een nieuwe start op de Eduardus mulo aan de Emmasingel in Weert.

Slechte onderwijservaringen

Omdat ik ervan overtuigd was dat de pedagogische en onderwijskundige aanpak die ik als druk manneke ervaren had, niet de juiste was, wilde ik toen al onderwijzer worden en bewijzen dat het ook anders kon.

Ook op de mulo botste ik regelmatig met de leraren. Toen ik met een 5 voor geschiedenis op mijn eindlijst mijn diploma ophaalde fluisterde mijn geschiedenisleraar me op de gang nog een welgemeend ‘klootzak’ toe. Op de kweekschool in Eindhoven kreeg ik geschiedenisles van een docent die zijn vak echt verstond. Hij lardeerde de geschiedkundige feiten met prachtige verhalen. Dat was geschiedenis! Na mijn militaire dienstplicht begon ik mijn carrière als onderwijzer aan de John F. Kennedyschool op Groenewoud in Weert. Daar ben ik gebleven tot ik ten gevolge van een slaapstoornis fysiek en mentaal op was. Op mijn achtenvijftigste werd ik volledig afgekeurd.

Mijn voorliefde voor geschiedenis had ertoe geleid dat ik naast mijn werk aan de basisschool de MO-opleiding geschiedenis had afgerond. Behalve vanuit interesse wilde ik ook bewijzen dat degene die mij klootzak had genoemd er helemaal naast had gezeten. Zo’n streber was ik wel! Met de MO-akte op zak kon ik in het middelbaar onderwijs flink meer verdienen maar vanwege de gevarieerdheid van het vak van onderwijzer besloot ik op de Kennedyschool te blijven: rekenen, taal, muziek, gymnastiek, aardrijkskunde, geschiedenis, ik vond het allemaal boeiend.

Blog ‘Weert en natuur’

Na mijn gedwongen afscheid van het onderwijs zocht ik naar een zinvolle tijdsbesteding. Mijn liefde voor de natuur zat er al van kleins af aan in. Ik besloot alle natuurgebieden in Weert en omgeving te gaan bezoeken en op schrift en in beeld vast te leggen. Zo ontstond in 2012 mijn blog ‘Weert en natuur’. En dan blijkt mijn geschiedenisachtergrond van belang. Het bleek af en toe lastig om de juiste historische informatie over een gebied boven water te krijgen.  Ik beet me er steeds meer in vast om na gedegen onderzoek van kadastergegevens, krantenarchieven of stamboomonderzoek met nieuwe, niet eerder gepubliceerde informatie te komen. Uren bracht ik door in archieven, interviewde oudere bewoners van een bepaald gebied en schreef heemkundeverenigingen en instanties aan met verzoeken om informatie.
Of het nu de Kruispeel, Kettingdijk, Wijffelterbroek of Kootspeel was, ik zocht alles uit over zo’n gebied.

Visser bij Kootspeel

Vaak onjuiste geschiedschrijving

Ik ga er daarbij niet bij voorbaat vanuit dat alles klopt wat ooit gepubliceerd is. Dan kom je er ook achter dat er nogal eens onwaarheden verteld worden. Zo bleek uit mijn onderzoek dat ook mr. Stan Smeets, zelfbenoemd Weerter geschiedkundige, er regelmatig naast zat. Zo verklaarde hij de naam Kalverpeel met de stelling dat daar alleen maar kalfjes konden grazen. Ik ontdekte door etymologisch onderzoek dat de naam voortkwam uit het afkalven van de wanden van de beekjes die door dat gebied liepen. De Laurabossen heetten vroeger het Mèrling. Smeets verklaarde die naam vanuit de overtuiging dat het om de ‘smaerling’ ging, het Weerter dialectwoord voor merel. Onzin, want een merel is een bosvogel en in die tijd was het nog een open heidegebied. Het betrof hier het Smelleken In het Weerter dialect ‘mèrling’ genoemd, een kleine valkensoort die het liefst jaagt in open terrein, zoals heidevelden.

Les Beaux Champs

Een ander voorbeeld waarover onjuiste informatie is verstrekt betreft landgoed Les Beaux Champs, in de volksmond beter bekend als D’n Advekaot. Stan Smeets schreef hierover dat dit landgoed midden negentiende eeuw werd gesticht door advocaat Wenmaekers voor zijn zoon, de eeuwige student Leopold. In het boek ‘Altweerterheide, namen en bijnamen’ van L.H. Raemaekers en C.H. Beelen staat dat het eind negentiende, begin twintigste eeuw was dat dit landgoed werd aangekocht door de heer Ernest Wenmaekers. In ‘Weert, Parel van de Heide’ schrijft Frits Nies weer dat Leopold Wenmaekers in 1850 het landgoed kocht voor zijn zoon. Ik heb alles uitgezocht en toen bleek dat advocaat Wenmaekers inderdaad zélf Leopold heette en zijn zoon Ernest. Deze Ernest was inderdaad een eeuwige student ontdekte ik in stukken van de universiteit Groningen. Hij is echter pas in 1858 geboren. Via een notariële akte kwam ik er achter dat Leopold de grond samen met zijn broer Jêrome kocht, niet in 1850, maar op 26 november 1863. In het Rijksmonumentenregister staat verder dat de woning in zijn huidige vorm werd gebouwd in 1850. Ook dat is dus weer onjuist. Onduidelijk is wanneer het dan wel gebouwd is, maar sowieso ná 1863.  In 1877 is het landhuis ook nog eens nagenoeg volledig uitgebrand en herbouwd.

Je raakte geïnteresseerd in de geschiedenis van je geboortedorp en In 2018 verscheen jouw boek ‘De ontstaansgeschiedenis van het kerkdorp Altweerterheide’. Hoe is dit tot stand gekomen?

Dat begon met een telefoontje van Peter Korten, voorzitter van Stichting De Aldenborgh. Hij las regelmatig de publicaties op mijn blog en was daar toch wel van onder de indruk. Peter vroeg mij of ik een boek over de ontginningen in mijn geboortedorp wilde schrijven. Daar was ik aanvankelijk niet enthousiast over. Ik zag op tegen het werk en natuurlijk de kosten die het uitgeven van een boek met zich meebrengt. De mensen van Stichting De Aldenborgh hebben ervaring met het uitbrengen van boeken en zij boden mij niet alleen hun hulp aan, maar wilden ook financieel garant staan. Zelf dacht ik aan een oplage van 200 boeken maar het werden er 500. Daar zijn er nog hooguit dertig van over.

Leg nog een keer het verschil uit tussen Altweert en Altweerterheide?

Altweert, in de volksmond Aovert, was zo rond 1900 het gebied ten zuidwesten van de stadskern van Weert. De spoorlijn was de scheidslijn tussen Weert stad en Altweert. Alles aan de andere kant van het spoor was Altweert. De Bonesmolen bijvoorbeeld, in 1855 vlak bij het treinstation gebouwd, had als adres Altweert 3. Keent was in die tijd een buurtschap en niet meer dan wat bebouwingen en landerijen aan de Keenterstraat. Het huidige Moesel maakte daar deel van uit. De verderop gelegen parochie Altweerterheide dateert officieel uit 8 juni 1937, toen daar de stenen kerk werd gebouwd.

Voorkeur voor een bepaald natuurgebied?

Elk gebied heeft zijn eigen aantrekkelijkheden. Delbroek heeft een prachtige historie.
Wijffelterbroek is heel interessant omdat het in de loop der tijd zo gigantisch veranderd is. Lang geleden was het nog een grote watervlakte waar nauwelijks begroeiing was. In dat gebied woonde zelfs een visser die er met een platschuit dagelijks op uit trok om vis te vangen. Grote delen van de oorspronkelijke Wijffelterbroek zijn nu bosgebied en vooral landbouwgrond. Slechts een kleiner deel is nog nauwelijks begaanbaar moerasgebied.

Je meest uitgebreide onderzoek?

Dat was mijn onderzoek over Delbroek, een gebied nabij Altweerterheide dat decennialang een vuilstortplaats is geweest. Over Delbroek is niet veel geschreven en wat erover bekend werd gemaakt was meestal ‘van horen zeggen’. In de Nieuwe Koerier van 20 september 1924 vond ik informatie over een schilderachtig gelegen landgoed genaamd Lindenhof, eenzaam liggend op een hoogte, omgeven door moeras. Het gebouw zou begin vorige eeuw gebouwd zijn door een vreemde priester of pastoor die zich als eerste in dit gebied gevestigd zou hebben. Na hem woonde er een Duitser genaamd Franz Joseph Delbrouck uit Geilenkirchen.
Deze Delbrouck begon later met ontginningswerk in dit gebied. Maar ik wilde weten wie die vreemde priester was geweest! Dat is voor mij dan de uitdaging; op zoek gaan naar ontbrekende details. Na gedegen onderzoek ontdekte ik dat het een oud-Weertenaar was, Joannes Jacobus Claessens, op 9 april 1799 geboren in de Hoogstraat te Weert. Het was de oudste zoon van kruidenier Antoine Claessens en Helene Dekkers. Zijn priesteropleiding had hij op het seminarie in Luik voltooid. Tot ver in België heb ik daarvoor archieven geraadpleegd. En dan is dit nog maar een fractie van alle historische feiten die ik over Delbroek en Lindenhof heb weten te achterhalen.

Welke gevolgen van klimaatverandering constateer jij in je omzwervingen door de natuur?

De Laurabossen zijn veel te droog en vrij eentonig geworden en de Tungelerwallen zijn steeds minder stuifzandgebied omdat alles dicht dreigt te groeien. Gelukkig liggen de natuurgebieden rondom Altweerterheide grotendeels binnen Natura 2000-gebieden en hebben daarmee een beschermde status. Veel van die gebieden worden door middel van vernatting in hun oorspronkelijke staat teruggebracht. Toch zie ik sommige plantensoorten verdwijnen terwijl exoten als de Japanse duizendknoop of watercrassula hun intrede doen. Ook de insectenwereld neemt steeds verder af.

Is de natuur nog te redden?

Hoewel ik veel gunstige ontwikkelingen zie, ben ik niet bepaald optimistisch. Vooral omdat er veel zakelijke belangen een rol spelen. De hele stikstofdiscussie draait toch om geld en zakelijke belangen van bedrijven en boeren. De natuur komt op de tweede plaats.

Een tip voor de lezer?

Breng een bezoek aan de Kootspeel, in de volksmond beter bekend als de ‘Stroontpieël’. Daar ontdek je hoe het ooit echt mis ging. Het is het gebied richting Roermond en dan voor de spoorwegovergang Roermondseweg naar rechts langs de nieuw aangelegde Leukerbeek. Het is onvoorstelbaar wat je daar nog aantreft. In vroeger tijden werd ook daar nog op open water gevist. In mijn blog ‘Weert en natuur’ kun je zien hoe het was, hoe het nu is en hoe het zou moeten worden.

In Weert werd in de jaren dertig van de vorige eeuw binnen de singels een rioleringsnetwerk aangelegd. Dat moest ergens naar toe leiden en dat werd via een buizenstelsel de Kootspeel. Daar werden enkele bassins aangelegd. Ze noemden dat waterzuiveringsbassins maar het waren eenvoudige bezinkbekkens waarin de zwaardere delen naar de bodem zakten en het waterige deel werd afgevoerd naar de Leukerbeek. In de Kootspeel vind je nu nog de restanten van die betonnen bekkens (zie foto pagina 17). Pas in 1964 werd de rioolzuiveringsinstallatie aan de Graafschap Hornelaan aangelegd. Maar ook toen nog werden de bezinksels illegaal gedumpt in de Kootspeel!

Bovendien werd het gebied tussen de Roeventerpeelweg en de Leukerbeek, grenzend aan de Kootspeel, gebruikt als vuilstortplaats. In 1955 werd deze vuilstort gesloten en werd er nadien het woonwagencentrum op gevestigd. Het gevolg was dat de Kootspeel toen als vuilstortplaats werd gebruikt. Je treft er nu nog zelfs complete autowrakken aan!

Woonwagenbewoners vertelden mij dat ze als kind zagen dat er regelmatig vanuit een witte bestelwagen afval en gebruikt operatiemateriaal van het St. Jans Gasthuis in de Kootspeel werd gedumpt. Vanwege de stank moesten ze daar dan een tijdje wegblijven. Ook Frencken dextrinefabriek, het Openbaar Slachthuis, de Limco en de Tricotage dumpten daar hun afval.  Er is later met een bulldozer wat zand overheen geschoven en tijdens de boomplantdag in 1973 werden er wat bomen aangeplant.  Er zijn nu nog plaatsen in de Kootspeel waar helemaal niets groeit, zelfs geen brandnetels.

Wat zijn jouw plannen voor de toekomst?

Ik ben van plan alle gebieden die ik sinds 2012 bezocht heb opnieuw te bezoeken om te zien wat er intussen allemaal veranderd is. Hoe ziet het er nu uit, hoe is het gesteld met de omgeving, de flora en de fauna? Voorlopig ben ik nog niet uitgewandeld.

Interesse in de verhalen van Gerard Stals? Kijk op weertnatuur.blogspot.com