10 februari 2021 | Auteur: Maartje Derckx
Uitklokken
Ik ben meer van het lachen dan van het janken, hou meer van luchtigheid dan van gedoe. Mijn glas is halfvol, meestal figuurlijk.
Desondanks is Man soms wanhopig getuige van een halfzachte tirade over een laptop die op cruciale momenten weigert en maak ik zonder enige intentie tot poep of plas, gebruik van het kleinste kamertje vanwege het goddelijke slot op de deur.
Nu we allemaal lekker op een kluitje onze huisraad delen, snak ik naar een plafondcamera om onze patronen, gewoonten en de algehele gezinsdynamiek vast te leggen. Man pikte dat idee onlangs op en zette op een donkere, ‘post-persco’ donderdag een camera in een hoek van de kamer en ving daarmee een bewegend familieportret dat meer wegheeft van een klucht dan van de Unoxreclame sfeer die ik onbedoeld en voortdurend naarstig probeer neer te zetten.
De film start met de weergave van een serene, showroom-achtige woonkamer waarin vier keurig bijgehouden, groene planten afsteken bij de storm die buiten woedt. Niets doet vermoeden dat eenzelfde vleesgeworden storm dertig seconden later een voorlopig einde maakt aan die rust.
De deur zwaait open en Babylief, inmiddels anderhalf en de vermoedelijke reïncarnatie van Evel Knievel, gaat alles headfirst te lijf. Hij zou niet misstaan in menig katten compilatie, vanwege de kittige knuistjes die hij steevast boven de eettafel uitsteekt om wat-dan-ook omver te maaien.
Daartussen Zoonlief met een prima te verklaren hang naar bevestiging op alles wat hij doet en maakt. Die het eerste halfuur keurig schools zijn spulletjes opruimt en er daarna net zo keurig de brui aan geeft.
Man die waar nodig faciliteert in knutselmaterialen, sanitair benodigdheden, food en non-food en zo nu en dan even dapper als naïef zijn laptop openzwaait om twee mailtjes te lezen en er één half te beantwoorden.
Ikzelf werd geregistreerd al in- en uitlopend met wasmanden, vol, leeg, vol en dan omver geflikkerd. Boekjes voorlezend aan Evel Knievel, natgezeverde slabbetjes vervangend, dansend, vloekend, want met blote voet op puntige bouwblok dansend. Dan het voorleesboek uit Evels handjes grissend en het jammerend aan elkaar plakkend en vervolgens een uitgeknepen zinkzalf tube uit de bank schrobbend.
Dit gaat vervolgens ongeveer vier keer in de herhaling met tussendoor een uitgebreide rustige, door YouTube gesponsorde lunch break waarin Man en ik het zweet van onze voorhoofden deppen en elkaar voor het eerst die dag in de ogen aankijken.
“Ik ga even een stuk wandelen,” zeg ik in de avond als alles weer terug bij showroom af is. “Even de lucht op.” “Goed idee, vooral doen,” knikt Man. Dankbaar voor die reactie zoek ik mijn jas, sleutels en schoenen. Ik bedenk me hoe lang geleden het is dat ik iets buitenhuis ondernam waarbij het zo gezellig is dat je de tijd vergeet. Ik strik verheugd de veters van mijn laarzen.
Twee minuten later stap ik met diezelfde laarzen en de inmiddels welbekende verbeten halfzachte tirade de woonkamer terug in, waar Man me zwijgend een glas wijn aanreikt. Achter hem de grote wijzer op de zes en de kleine tussen de acht en de negen.
“Ik was de tijd vergeten,” mompel ik. Dat ik dat liever op een ander manier had bewerkstelligd, hang ik maar niet aan de grote klok.