Optuiging van de Zintuigen

Het bebaarde gezicht naast me toont nauwelijks gelijkenissen met die van de Spaans-Turkse weldoener. Ook van die uit het Coca-Cola-achtige Lapland heeft het weinig. Misschien de fijne lijntjes rond de vriendelijke ogen. Ze worden zichtbaar, samen met een rij tanden, als nieuwsgierige kleutertenen de prikkende wangharen bevoelen. Niet veel later voegt de andere blonde broer zich bij het geheel in het grote tweepersoonsbed, dat elke ochtend het centrale knuffelpunt vormt en de beginscène is van een nieuwe dag. Wanneer ontwakende vleierij plaatsmaakt voor stoeien en een passieve rivaliteit tussen de broers over wie naast mama mag, maakt hun Pa het ze gemakkelijk door richting douche en ontbijt te schuifelen.

In een trein vol winterjassen bevind ik me even later zonder specifieke reden weer eens op social media waarbij als een digitaal Piccadilly Circus, billboards in catchy lettertypes vechten om mijn toch al uitgeputte spanningsboog. ‘Word de beste versie van jezelf!’ lees ik er in tal van truttige toonaarden. Ik ben verdomme blij dat ik hier aangekleed zit, bedenk ik me. Ik kwam ooit als een doffe duizendpoot de tropenjaren uitgekropen, überháupt een versie vind ik met momenten al een bijzondere verrichting.

Ik rook aan haar wang. ‘Wat ruik je?’ Ze moest lachen om mijn vijfjarige wiebelneus en keek me verbaasd aan. ‘Gewoon, jou.’ Ik vond het maar een gekke vraag van mama. Ik had Mowgli het die dag nog zien doen in de film The Jungle Book. Die alleen in de videorecorder mocht op regenachtige woensdagmiddagen. Dat kleine mensenkind, dat niet anders kon dan zijn wereld te verkennen op een pure, zintuiglijke manier. Die opgroeide in een natuurrijke omgeving, zonder dat het door andere mensen werd geconditioneerde of gestructureerd. Niet gebonden aan taal, wist hij te varen op instinct en intuïtie, waarbij zijn zintuigen hem simpelweg de weg wezen.
Ik verlang er opeens opnieuw naar, daar naast mijn onbekende medepassagier in de trein. Het is dat zijn door wildgroeiende acné bedekte wang niet uitnodigt tot ruiken, anders had ik me wellicht moeten inhouden.

‘Waar zijn opeens je borstjes?’ vraagt de eigenaar van de kriebeltenen. Ik lig op mijn rug en door de afwezigheid van siliconenimplantaten hangen ze op natuurlijke wijze naar de zijkant en nu is hij ze kwijt. ‘Want jij hebt squishy borstjes.’ ‘Wat voel je?’ Ik kijk hem verbaasd lachend aan. ‘Gewoon, ik voel jou!’ De oudste blonde broer schudt zijn hoofd en schatert het uit. De kleinste kleurt en lacht wat schamel mee.

In de boom hangen er in dezelfde kleur als zijn snoet ook al wat ballen aan de zijkant. Ze voelen zacht en rond. Ze spiegelen zich erin, die blonde broers. Net zoals ze dat bij mij doen. Ik neem er vast een voorbeeld aan. In de hoop dat door nieuwsgierige kriebeltenen en wiebelneuzen, de oppervlakkigheid ver van de oppervlakte zal worden verwijderd.

Maartje Derckx