Zes maanden duren meer dan zeventig jaar

Van het tropische regenwoud naar  de Tungelerwallen

Lies Peeters-Mairuhu (71), Neel van Velthuizen-Sahertian (70), Boris Wacanno (71), Chris Kainama (72) en Nico Pattinaya (73) kennen elkaar al zo’n 70 jaar. Als baby maakten ze met nog ruim 12.500 mensen een reis van ongeveer vier weken per schip over de Grote Oceaan naar Nederland. Ze hebben alle vijf een eigen verhaal, met elkaar halen ze herinneringen op, we tekenen het graag op. Want wat weten we eigenlijk over ze en hoe kwamen ze in Tungelroy (of all places) verzeild?

Van links naar rechts: Nico Pattinaya, Chris Kainama, Neel van Velthuizen-Sahertian, Lies Peeters-Mairuhu en Boris Wacanno. 

Hebben ze herinneringen aan hun aankomst in Nederland? Nee, natuurlijk hebben ze die niet. Ze droegen luiers en de jongsten kregen nog borstvoeding. De oudste van het stel, Nico, weet het zeker: ‘Het was wel koud, en het sneeuwde of het regende.’ De kou en de regen herinneren ze zich allemaal van later als ze wat groter zijn. Ze weten uit de verhalen dat de meesten waren vertrokken met nauwelijks meer dan alleen de kleren die ze aan hadden. Chris: ‘Het zou voor zes maanden zijn, hè. Misschien een maandje langer maar dan weer terug.’ Ook hij herinnert zich de spreekwoordelijke koffer in de gang die gesloten bleef, want daar zaten de spullen in voor als ze weer naar huis gingen.

Illusie

Duidelijk is dat de pijn over de terugkeer er bij hun ouders diep in zat. Neel: ‘Daar praatten ze niet over. Je zag de triestheid letterlijk in hun ogen. Pas als de mannen wat gedronken hadden, wilden de tongen wel loskomen. Maar dan moesten wij als kinderen vooral uit de buurt blijven. Dat was niet voor onze oren bestemd.’
De pijn van de ouders was niet alleen dat de terugkeer naar de Molukken op een illusie bleek te berusten. Het was ook de heimwee naar thuis en familie. Alleen de jongste kinderen in het gezin waren mee naar Nederland gekomen, velen hadden hun oudere kinderen moeten achterlaten. Boris: ‘Wij hebben dat leed van onze ouders gevoeld.’ Chris vult aan: ‘Vooral met de feestdagen. Zij waren hier, onze grootouders en andere familie was daar. Tegenwoordig heb je allerlei hulpmiddelen om te communiceren met de hele wereld, maar dat kon toen nog niet.’
Wat natuurlijk ook frustreerde was het gedwongen nietsdoen en de slechte huisvesting. Nico: ‘We sliepen op strozakken met een paardendeken. De hygiëne was ook niet al te best.’

Zes maanden duren al meer dan zeventig jaar
Tijdens de Tweede Wereldoorlog maakten de Zuid-Molukken nog deel uit van Nederlands-Indië en het Koninkrijk der Nederlanden. Na de Japanse capitulatie brak de Indonesische onafhankelijkheidsstrijd uit. Nederland zette een grote troepenmacht in waaronder het KNIL (Koninklijk Nederlands-Indisch Leger), dat voor een deel uit Molukse beroepsmilitairen bestond.
In april 1950 riepen de Molukkers op Ambon de ‘Republik Maluku Selatan’ (RMS) uit maar Indonesië erkende de onafhankelijkheid niet. De KNIL-militairen werden gezien als landverraders en werden op dienstbevel naar Nederland gebracht.
In 1951 kwamen ze aan in Nederland. Als trotse militairen hadden ze gevochten in het Koninklijk Nederlandsch-Indisch Leger. Ze hadden trouwe dienst bewezen aan de Nederlandse vlag en de Koningin. Eenmaal in Nederland werden de mannen ontslagen uit het leger. 
Omdat het slechts om tijdelijke vestiging in Nederland zou gaan, werden de families ondergebracht in woonoorden zoals ook in de voormalige concentratiekampen Westerbork en Vught.

De senioren van nu kijken met gemengde gevoelens terug naar hun kindertijd. De strakke regels van de vaders en bij tijd en wijle de harde hand of de leren riem, herinneren ze zich maar al te goed. Niet zo zeer in wrok maar ook met begrip en respect. De emoties die overliepen speelden hun parten. Chris: ‘Vaders wil was wet. Als iets wit was, dan was het zeker niet zwart. Enige vorm van discussie over een onderwerp was volstrekt taboe. Ik kan nog steeds woedend worden als ik eraan denk dat ik niet met mijn vader kon praten. Gelukkig kan ik dat wel met mijn eigen kinderen. Het is zo belangrijk om argumenten uit te wisselen.’

Erwtensoep met rijst

Nieuwsgierig naar wat er gegeten werd, roept hilariteit op. Boris herinnert zich de ‘rantang’, de op elkaar gestapelde bakjes met een hengsel. Lies begint te lachen: ‘We aten daar voor het eerst erwtensoep met rijst. Aardappels lustten we niet.  En weet je wat, we eten nog steeds erwten- en bonensoep met rijst.’ Volgens de vijf was het eten zeker niet altijd even lekker. Maar wat wil je als je honger hebt? Dan worden rauwe bonen zoet.

Drama’s

Ziekte en dood sloegen ook toe in woonoord Tungelroy. Neel kreeg tbc en verbleef van haar tweede tot haar vierde jaar in een sanatorium in Venlo. De vader van Chris kreeg ook tbc. ‘Toen stond mijn moeder er alleen voor’, aldus Chris. ‘Moet je je voorstellen, ze ging dan met de bus (halte Maaseikerweg) en de trein mijn vader bezoeken. Ze sprak geen woord Nederlands. Maar ze deed het.’ Het gezin van Chris werd ook nog dramatisch getroffen door het overlijden van een zusje en een broertje. Twee kinderen verliezen in een land waar je niet echt thuis bent … het slaat een gat in je hart, een gemis dat nooit overgaat. Ze herinneren zich ook allemaal het verschrikkelijke ongeval van de jongen die aan de laadbak van een melkauto ging hangen en toen dodelijk verongelukte.    

Herinneringen

De zon schijnt als het gezelschap zich richting Tungelroy begeeft. Onderweg wijzen Lies en Neel aan waar de bushalte was op de Maaseikerweg. Bij Veuskens. ‘En als we dan onze buskaart kwijt waren, moesten we dat hele stuk naar Weert lopen. Weet je nog, Neel?’, vraagt Lies. We passeren het honk van Scouting Tungelroy. Het blijkt nog een barak te zijn, afkomstig van het kamp. ‘Van deze boer kregen we altijd eieren en melk’, Lies wijst naar links. De namen van de boeren in de buurt worden feilloos opgenoemd.

Woonoord Tungelroy – Ambonezenkamp
Deense barakken van de Nederlandse Arbeidsdienst, omgebouwd tot wooneenheden, werden voorzien van elektriciteit, water en riolering. Uiteindelijk zijn er 45 gezinnen geplaatst in Tungelroy. Eten werd geregeld via de centrale keuken, men kreeg 3 gulden zakgeld per week, warmere kleding en een kit kolen per dag om de woning te verwarmen. In 1956 is er naar toe gewerkt om de mensen in hun eigen levensonderhoud te laten voorzien, met dien verstande, dat voor gebruik van woonruimte, elektriciteit en brandstof voorlopig nog geen vergoeding werd gevraagd. Aan de barakken werden kleine keukens gebouwd, zodat ieder gezin voor eigen maaltijden moest zorgen. 
In het woonoord was ook een kerkje, een schooltje, een danslokaal en een ziekenboeg. Op het terrein waren twee vijvers, schommels en een wip. 
Na gedwongen ontruiming werd het woonoord in 1969 opgeheven.

De kinderkopjes die ooit de weg markeerden die naar woonoord Tungelroy leidden, zijn weggehaald. Het pad heeft nu diepe kuilen. Chris chauffeert omzichtig.
Even verderop is een open plek. Er is niets dat ook maar enigszins lijkt op wat ooit een woonoord moet zijn geweest. Bomen, struiken, zand en een belendend landbouwperceel. Om de beurt wijzen Lies, Neel, Boris, Chris en Nico in een richting en geven aan wat er was. ‘Kijk daar was de weg naar het kerkje. Daar ging je naar de badkamer, daar was de kantine en daar stond barak 7.’ Aan de gezichten te zien, draait er een film in het hoofd van de dames en heren. Lies: ‘Hier onder de bomen zaten we te kienen.’ Neel herinnert zich dat ze in de winter ook dennenappels gingen rapen. Hele zakken vol. Dan was er weer wat om warm te stoken als de kolen op waren.’ Iemand wijst aan waar het kolenhok was. ‘Daar werd wel eens wat gejat, maar de dief was altijd vrij snel gevonden als het gesneeuwd had. De voetsporen verraadden hem, haha. En, oh ja, de was schoonboenen op een wasbord, daarna in de handwringer. Ophangen tussen de bomen en de witte was moest uitgespreid worden op het gras.’ De verhalen volgen elkaar in rap tempo op. 

Onmiskenbaar koesteren ze alle vijf de plek waar ze een deel van hun jeugd doorbrachten. Hoe ze speelden en ravotten in het bos en feest vierden met oud en nieuw. De woorden vrijheid, blijheid, plezier, spelen, lachen en kattenkwaad uithalen vallen regelmatig.  

Ereschuld

Lies, Neel, Boris, Chris en Nico vormen een initiatiefgroep die ijvert voor erkenning en eerherstel. De geschiedenis is ongezien gebleven. Pijn en verdriet kunnen niet ongedaan worden gemaakt maar de geschiedenis moet levend blijven. Boris is heel stellig: ‘Wie zich verdiept in de historie, zal dingen begrijpen.’ Chris benadrukt nog maar eens: ‘Onze ouders waren geen arbeidsmigranten of vluchtelingen.’ Hij wordt bijgevallen door Neel: ‘Onze vaders dienden de Nederlandse vlag, zij hebben gevochten voor Nederland.’ Lies en Nico zijn het hartgrondig eens met alles wat er gezegd wordt over het verdiepen in de geschiedenis. Het is belangrijk voor volgende generaties. 

De overheid, ook de gemeentes waar de woonoorden zijn geweest, heeft een ereschuld in te lossen. Pijn en verdriet zullen blijven, ook als er geen overlevenden meer zijn van de eerste generatie. Als de historie eindelijk een ‘gezicht’ krijgt, kan het verhaal van de Molukkers blijvend en met respect worden verteld. Als onderdeel daarvan zouden de graven van de veteranen en diegenen die geen familie meer hebben eeuwige grafrust gegund moeten zijn.   

De initiatiefgroep bij nog een van de overblijfselen in Tungelerwallen.

Vernedering
In de jaren 70 van de vorige eeuw wordt Nederland opgeschrikt door verschillende gijzelingsacties van teleurgestelde en woedende Molukse jongeren. De tweede generatie Molukkers in Nederland vindt dat de Nederlandse regering haar afspraken niet is nagekomen om zich in te zetten voor de onafhankelijke Republiek der Zuid-Molukken. De KNIL-militairen waren ontslagen uit militaire dienst. Ze kunnen niet meer terug en leven in vrij uitzichtloze situaties in woonoorden. Ze voelen zich gepasseerd en vernederd. Woede en frustratie worden omgezet in terreurdaden.

Nawoord van de redacteur

Op het gevaar af dat het pathetisch overkomt, bekruipt mij de behoefte aan een nawoord. De woorden van deze vijf mensen ademen het diepe, diepe respect voor hun ouders. Dit ondanks de strenge, bijna Spartaanse opvoeding en de niet bepaald florissante omstandigheden waarin ze opgroeiden. Een kantoorgesprek en een uitstapje naar de Tungelerwallen lieten ook hun veerkracht zien. Geen huilverhaal, wel objectief en realistisch. Ook luchtigheid en humor. Is dat wat overlevingsmechanisme wordt genoemd? Ik had nog zo veel meer willen horen.

Hoewel ik gruw van erwtensoep, zeker met rijst, wil ik het wel eens proeven! De tip van Lies ‘natuurlijk beetje sambal bij’, neem ik graag mee.

Van harte wil ik Lies, Neel, Boris, Chris en Nico, maar ook  alle andere Molukkers in Nederland, succes wensen met hun missie om hun geschiedenis levend te houden!

Excuses
De KNIL-soldaten hebben nooit excuses gekregen voor de manier waarop zij behandeld zijn door Nederlandse overheid. De meeste KNIL-soldaten en hun vrouwen zijn helaas al overleden, maar dit neemt niet weg dat hun kinderen en kleinkinderen en volgende generaties blijven streven naar erkenning en excuses. Het RMS-ideaal leeft bij eenieder op een eigen manier voort. 

Erkenning 
De initiatiefgroep heeft bij burgemeester Vlecken een verzoek gedaan om de graven van de ex- KNIL- militairen veilig te stellen, inclusief een monument. Erkenning met uitsluitend woorden is niet genoeg. De geschiedenis moet tastbaar blijven voor hun kinderen en kleinkinderen, maar eigenlijk voor iedereen in Weert en daarbuiten.