Waat ’n Gaat

‘Zonde dat er in Weert zoveel is afgebroken’, krijgen wij als stadsgidsen regelmatig te horen van geboren en getogen Weertenaren. Daarbij verwijzen zij vaak naar burgemeester Breekpot, die in dat opzicht natuurlijk zijn naam niet mee had. De meeste sloopplannen zijn echter uitgevoerd in de periode van burgemeester van Grunsven (1952-1969). En ook die burgemeester kun je dat niet of nauwelijks verwijten, want al die sloopplannen waren gebaseerd op het zogenaamde Komplan, dat de gemeenteraad in 1953 vaststelde.

Verwijzend naar die kaalslag was eind jaren zestig het motto van de Bonte Avonden: ‘Waat ’n Gaat’. Het Weerter Mannenkoor zong niet voor niets: ‘Kiektj nao de Hoeëge Kej, ’t és gein binnestad, mer ’t és ’n wej’. Toch, het had allemaal nog veel erger gekund!

Na de Tweede Wereldoorlog ging ook Weert mee in de vaart der volkeren. Het stadje groeide in korte tijd uit tot een middelgrote provinciestad. De industrie nam toe, meer inwoners, toenemend autoverkeer. De hoofdgedachte van het Komplan van 1953 was een nieuw en groter hart. De Markt was te klein en moest worden vergroot. Er werd gekozen voor een dubbelplein. De Markt zou worden vergroot tot aan de huidige Oude Munt en vervolgens tot aan de Van Berlostraat. De vier panden tussen het stadhuis (nu Museum W) en Reemers (tot voor kort ANWB) zouden worden gesloopt. De Markt en Nieuwe Markt zouden dus één groot winkel-, markt- en parkeerplein worden met op een eilandje het stadhuis.

Op deze foto uit 1968 kunnen we zien dat deze grote kaalslag gelukkig niet is doorgegaan.
De historische panden van Sociëteit Amicitia, Modezaak van de Laar, slager Jan Theunissen (vanwege de stand van zijn grote voeten bijgenaamd ‘kwart voor negen’) en speelgoedzaak Reemers zijn gelukkig nooit gesloopt. Was dat wel gebeurd dan hadden we nu nog steeds gesproken over ‘Waat ’n Gaat’.

Door Koos Neijnens i.s.m. Stadsgidsen Regio Weert
Reageren: info@stadsgidsenweert.nl
Bron: Beeldbank Gemeentearchief Weert