2 april 2022 | Auteur: Monique van den Brandt
Robert van den Berg in Wiener Neudorf, Oostenrijk: ‘Vielleicht is een nette manier om nee te zeggen’
Als hij met zijn tienjarige dochter Johanna gaat snorkelen in de Erlaufsee doet hem dat denken aan zijn tijd bij duikvereniging De Peddemoeëk in Weert. Niets dan goede herinneringen; en hij vindt het heerlijk dat zijn eigen dochter net zo’n waterrat is als hij vroeger. Robert van den Berg (50) vertrok ruim twintig jaar geleden naar Oostenrijk om daar als inspanningsfysioloog les te gaan geven. Het integreren ging hem goed af en daarbij werd hij geholpen door het ‘Rudi Carrell-effect’ zegt hij zelf: “Dat is het charme-voordeel dat Nederlanders hier al vrij snel krijgen door hun typische Duitse accent.”
Van Martinus tot Sydney
De opleiding Fysiotherapie aan de Hogeschool in Eindhoven was niet helemaal zijn ding. Wegens gebrek aan andere ideeën maakte Robert de school toch af. Robert: “Na een aantal jaren werken voor het Ministerie van Defensie zag ik eindelijk het licht. Ik ging Bewegingswetenschappen aan de VU in Amsterdam studeren met als hoofdvak inspanningsfysiologie. Om mijn studie te kunnen financieren combineerde ik dit met werken als fysiotherapeut in een aantal Weerter praktijken, in verpleeghuis St. Martinus en bij de Atletiekverenging Weert.” In 1998 verhuisde Robert naar Nijmegen om als inspanningsfysioloog aan de slag te gaan voor een Sportmedisch Adviescentrum. Op projectbasis werkte hij voor de KNAU en de NOC-NSF. Robert: “Dat was een ontzettend gave tijd en ik heb toen veel gereisd. Het absolute hoogtepunt was de Olympische Spelen in Sydney in 2000. Ik begeleidde toen Bram Som; een atleet met als specialisatie de middellange afstanden.”
Inspanningsfysiologie onderzoekt wat er tijdens inspanning in het lichaam gebeurt. Bijvoorbeeld het versnellen van iemands hartslag en ademhaling bij het traplopen. Of hoe iemands conditie verbetert door meer te sporten.
Tussen Wenen en Wiener Wald
Robert ging lesgeven aan het IAS (International Academy for Sport Science), een instituut dat fysiotherapeuten opleidt tot sportfysiotherapeut. Naast Nederland waren ze ook actief in Duitsland, Zwitserland en Oostenrijk. Robert kreeg de kans om in Oostenrijk aan het werk te gaan. Hij combineerde dit met een baan bij het Olympisch Steunpunt in de buurt van Wenen. “Met een academische achtergrond, ervaring in de topsport en niet te vergeten twee jaar schoolduits (met net een voldoende!) begon het grote avontuur”, vertelt Robert. In december 2001 verhuisde hij naar Wenen. Nadat hij zijn vrouw Andrea ontmoette gingen ze al vrij snel samenwonen in Wiener Neudorf, een dorp vijftien kilometer ten zuiden van Wenen, in het district Mödling, in Niederösterreich. Westelijk grenst Mödling aan het Wiener Wald en dat betekent veel groen en heuvels. Perfect voor de gedeelde passies van Robert en Andrea; de natuur en wandelen. Mödling is een vrij groot district met zo’n 120.000 inwoners en was vroeger vooral bekend vanwege de wijnbouw. Tegenwoordig is het voor een groot deel industriegebied. “Bij ons in de buurt heb je nog steeds veel (hobby)wijnbouw. Mocht je ooit een keer bij ons in de buurt zijn en hou je van wijn en lekker eten (ja duh! redactie), dan is een bezoek aan een zogenaamde ‘Heurigen’ een must”, adviseert Robert.
Heurigen zijn ontmoetingsplekken waar een goede maaltijd wordt geserveerd en waarbij regionale producten uit de regio de basis vormen. De Heurigen danken hun bestaan aan Keizer Joseph II die in 1784 een wet goedkeurde waarbij wijnbouwers hun eigen wijn in een eigen lokaal mochten serveren. De wijnbouwers konden op deze manier de bewoners de eigen en vooral jonge wijnen presenteren.
Typisch Nederlands
Roberts vrouw Andrea (47) is kleuterleidster en geboren en getogen in Mödling. Robert: “Andrea is in bepaalde opzichten meer Nederlands dan ik. Hier in de buurt was namelijk heel lang een vestiging van Philips. Met als gevolg dat hier veel Nederlanders woonden. Andrea had ook Nederlandse vriendinnen op school en mijn schoonmoeder is nog steeds geïntegreerd in een Nederlandse community. Typisch Nederlandse dingen als hagelslag en stroopwafels kent ze van jongs af aan. Toen ik haar net leerde kennen, verraste ze me een keer met een Nederlandse maaltijd: poffertjes! Hartstikke lief natuurlijk, maar voor een Weertenaar niet echt typisch eten van thuis. Andrea heeft 100% zeker vaker poffertjes gegeten dan ik. Ik kan me in ieder geval niet herinneren dat mijn moeder poffertjes maakte. Dat is iets voor Hollanders! Andrea spreekt wel eens wat Nederlands. En ik pest haar dan graag door te zeggen dat het eerder Vlaams is, want ze heeft Nederlands geleerd bij een Belgische leraar. Als we in Nederland zijn en ze in een winkel Nederlands probeert te spreken, dan schakelt het personeel automatisch over op Duits. Dat vindt ze soms vervelend, maar aan de andere kant ook wel gemakkelijk.”
Tausendfüßler
Samen met een Nederlandse collega (Harald Bant) heeft Robert een eigen opleidingsinstituut
(ESP Science & Education). Ze bieden opleidingen aan voor fysiotherapeuten, sportwetenschappers en sportartsen op het gebied van sportrevalidatie en training. Dit doen ze vooral in Oostenrijk, Zwitserland en Nederland. Maar Robert doet nog veel meer: “Ik ben ook nog als docent aan een aantal hogescholen en universiteiten verbonden. Ik geef daar vooral medische vakken, maar ook vakken gericht op het doen van onderzoek. Daarnaast ben ik wetenschappelijk leider van een Master in ‘Advanced Physiotherapy and Management’ en eindverantwoordelijk voor de Masterthesen die de studenten schrijven. Last but not least ben ik als onderzoeker verbonden aan het ‘Divers Alert Netwerk’ waar we onderzoek doen naar duiken en de problemen die daarbij kunnen optreden en ik begeleid als inspanningsfysioloog de fysieke training van arrestatieteams.”
Johanna juicht voor oranje
Door corona werden cursussen, opleidingen en colleges afgelast. Een drama voor Roberts bedrijf. In korte tijd werd een onlineconcept gerealiseerd. Financieel gezien een redding. Een andere consequentie was dat hij nu iedere avond thuis was. Voor corona was hij zeker per maand wel een week van huis. “Andrea heeft me drie (bonus)kinderen gegeven. Anna (23) studeert aan een pedagogische hogeschool in Graz en zit daar op kamers. Stefan (21) werkt in een sportzaak en woont nog thuis. Hij gaat waarschijnlijk een opleiding tot personal trainer doen. En dan hebben we nog Johanna (10); zij zit in de vierde klas van de lagere school en heeft tal van hobby’s zoals viool spelen en knutselen. Ze spreekt, als ze wil, heel goed Nederlands en vindt het heel belangrijk om te kust en te keur te vertellen dat ze half Nederlands is. Dat leidt vaak tot grappige situaties. Zo gingen de twee oudsten in 2016 samen naar de interland Oostenrijk-Nederland. Natuurlijk verloor Oostenrijk (0-2), met als gevolg dat vooral Stefan ‘s ochtends aan het ontbijt niet al te best gestemd was. Zijn humeur werd natuurlijk niet echt beter toen Johanna heel trots herhaaldelijk, luid en heel enthousiast vertelde dat ‘wij’ gewonnen hadden”, vertelt Robert lachend als hij daaraan terugdenkt. “Nu corona weer een beetje op zijn beloop lijkt (ik twijfel eraan of dat echt zo is!) is het van thuis uit werken hetgeen ik graag wil behouden; meer online betekent meer thuis!”
Om de hete brei heen
Met zijn ‘Rudi-Carrell-Duits’ wist Robert zich snel zijn plek te veroveren in Oostenrijk en voelt hij zich er helemaal thuis. Toch is er nog steeds een aantal zaken dat waarschijnlijk nooit zal wennen. Robert: “Wat hier extreem vervelend is, is de bureaucratie. Als je hier iets nodig hebt van de gemeente dan moet je voor een document langs tig loketten; dat duurt vooral erg lang en geloof maar niet dat je het proces kunt versnellen. Ook zijn de verschillen tussen man en vrouw, qua werk en vooral qua salaris, hier heel erg groot. Status (met vooral veel titels) is hier heel belangrijk. Verder wordt, zeker hier in de buurt van Wenen, kunstmatig afstand gecreëerd door verplicht gebruik van de ‘Sie’-vorm, onafhankelijk van leeftijd. In Oostenrijk is het verder heel gebruikelijk -uit beleefdheid? – om minder duidelijk te antwoorden. Zeker in het begin kon ik hier helemaal niet mee omgaan. Nu weet ik dat dat ‘vielleicht’ (misschien) een nette manier is om ‘nein’ (nee) te zeggen.”
Dat besef doet pijn
Door corona kon Robert zijn ouders in Weert niet bezoeken. Robert: “Normaal gesproken kom ik drie tot vier keer per jaar in Nederland. Ik voel me nog altijd zeer verbonden met Weert. Door corona konden we niet meer reizen maar was er ook de angst om iets mee te slepen. Mijn moeder heeft zware longproblemen en vorig jaar september werd bij mijn vader Non-Hodgkin (een vorm van kanker van het lymfesysteem) gediagnostiseerd. Toen werden we hard met de neus op de feiten gedrukt; dat wat we de afgelopen twee jaar gemist hebben; twee zomers waarin het met mijn ouders nog goed ging maar waarin we samen geen leuke uitstapjes konden doen. En alhoewel het duidelijk beter gaat met mijn vader is dit nooit meer in te halen en dat besef doet gewoon pijn. De laatste tijd ben ik weer wat vaker ‘thuis’ geweest, vooral vanwege mijn vader. Ik heb ook nog steeds contact met Peter en Marieke van Riet en verder probeer ik minimaal één keer per jaar naar kapsalon Wigbert te gaan, vanwege ‘vreuger’. Ik voel me echt Weertenaar en dat zal ik altijd blijven. Ik ben waarschijnlijk een goed voorbeeld van dat je een Weertenaar wel uit Weert kunt halen, maar dat je Weert nooit uit een Weertenaar kunt halen.”