Mooi Mens; Peter ‘van de Boortoren’

Peter met vrouw Ria en kleindochter Sway

Peter Gähler (64), alias Peter van de Boortoren, alias Peter van Kelders heeft al 40 jaar een autosloperij aan het Ommelpad in Ospel. Op zijn twaalfde begon hij spulletjes te verzamelen en nu heeft hij een loods van 1000 m2 volgestouwd met ruim 500 gerestaureerde klassieke bromfietsen en de meest bizarre verzamelingen huishoudelijke apparaten, werktuigen, machines, kleding uit grootmoederstijd, fototoestellen enzovoort. Je kunt het zo gek niet bedenken of het staat of hangt hier wel ergens.

In 1965 werd op het grondstuk waar nu de autosloperij staat naar olie geboord vandaar de naam ‘Peter van de Boortoren’. Peter is getrouwd met Ria (62)  en heeft 2 kinderen en 3 kleinkinderen. Het is een drukke prater die altijd wel een anekdote klaar heeft.


Peter Gähler (64), alias Peter van de Boortoren

Met de autosloperij verdient hij zijn geld, maar zijn hart ligt bij de bromfiets en zijn ‘museum’. In 1995 heeft hij de Stichting Bromfietsclub de Peel opgericht om zijn ‘museumactiviteiten’ gerealiseerd te krijgen.

JEUGD EN OPVOEDING

‘Bij mijn ouders thuis ging het er best wel gemoedelijk aan toe. Wij kregen veel vrijheid en ik haalde nogal eens kwajongensstreken uit. Als dan de politie aan de deur kwam wist mijn vader het altijd wel zo te draaien dat er niet echt een zaak van werd gemaakt. Mijn vader werd Harrie van Kelders genoemd en  was naast arbeider in de wegenbouw, een ‘verdienstelijk’ goochelaar. Op feesten en in cafés had hij vaak de lachers op zijn hand. Ik denk dat ik dat van hem heb meegekregen. Vroeger hadden alle mensen hier in Ospel een bijnaam: Wiel van Klos-Miet, Betjes Harrie of Cilia’s Pierke. En zo was mijn vader: Harrie van Lies van Kelders.

Ik ben geboren aan de Schinkelsweg hier in Ospel. Leren was niet zo mijn ding. Ik wilde met mijn handen werken. Na de lagere school en een paar jaar ambachtsschool kreeg ik op veertienjarige leeftijd mijn eerste baantje. Op de fiets naar Jos Poell beschuitenfabriek in de Maasstraat in Weert. Maar voor ieder tientje meer ging ik weer ergens anders werken. Zo kwam ik terecht bij de Bata in Nederweert, bij oliehandel Roost, als stukadoor bij een bedrijf in Meijel en via een koppelbaas heb  ik ook nog jarenlang in Duitsland gewerkt. Intussen had ik mijn vrouw Ria al ontmoet, zij was vijftien en ik zeventien. Met haren tot op mijn schouders, een vlotte babbel en rijdend op een Puch bromfiets maakte ik indruk op haar. We hebben samen ook nog  een tijdje een frietzaak gehad in Leveroy. Al zevenenveertig jaar zijn we bij mekaar. Zij heeft al mijn ‘avonturen’ meegemaakt.’

AUTOSLOPERIJ

Hoe ben je in de autosloperij terechtgekomen?

‘In mijn vrije tijd of in weekenden werkte ik vaak bij Jan Saes en sleutelde daar wat aan auto’s. Ik kon het goed met Jan vinden en hij adviseerde mij om ook bij mij thuis met autoreparatie en –verkoop aan de slag te gaan. Maar omdat ik geen vergunning als garagehouder of autohersteller had gaf dat hier en daar wat scheve gezichten. In die tijd deed ik ook mee aan autocrosswedstrijden in Baarlo. Als de politie dan bij mij thuis kwam controleren stond er al een krik onder mijn eigen crosswagen en zei ik dat ik alleen aan mijn eigen wagen sleutelde. Later kocht Jan autosloperij De Boortoren van Jac van der Putten en verhuurde die in 1979 aan mij. In 1982 kon ik de autosloperij kopen. Ik heb door de jaren heen heel wat problemen met gemeenteambtenaren en provinciale milieucontroleurs moeten uitvechten voordat ik gerealiseerd had wat hier nu staat. Nu loopt het prima met de zaak. Ik krijg een paar keer per jaar controle vanuit de provincie en dan moet alles kloppen: Waar is de remolie naar toe? Hoe zijn de accu’s verwerkt? Dat soort zaken. Van alle transporten en transacties moet je bewijsstukken kunnen overleggen.’

Waar haal je die sloopauto’s vandaan?

‘Van overal in Nederland, België, Duitsland. Je bouwt een netwerk op en via mond-op-mond reclame breidt dat uit. Als ik dan onderweg een oude auto zie staan stop ik een kaartje onder de ruitenwisser. Dan kunnen mensen mij bellen en doe ik een bod. Ik heb handelaarsbloed en kan mensen snel ‘lezen’. Als ik iemand van top tot teen heb bekeken en even met hem heb gepraat weet ik welk vlees ik in de kuip heb. Verkopen doe ik veel in het Oostblok; Bulgarije en Roemenië.’

Heb je een opvolger?

‘Mijn zoon Rob werkt al in het bedrijf en wordt mijn opvolger.  Mijn vrouw werkt mee voor het administratieve deel en per 1 mei komt ook mijn dochter Evy hier op kantoor werken. Veel personeel heb ik niet. Frank Rutjens is mijn trouwste medewerker, al 42 jaar bij mij in dienst. Met hem kan ik lezen en schrijven.’

DE BOORTOREN

Dat verhaal over die olieboring hier in de Peel, wat is daarvan waar?

‘Dat is helemaal waar. In 1964 streek hier op het akkerland plotseling het Franse bedrijf Fina neer. Zij gingen hier naar olie boren. Het hele terrein werd met hekken afgeschermd. Ik was een manneke van een jaar of tien en ging hier, net als veel andere mensen uit de buurt, vaak kijken naar de werkzaamheden. Als er geen olie gevonden zou worden, zou alles weer in de oorspronkelijke staat worden teruggebracht. Ze hebben tot op 2300 meter naar olie gezocht maar niets gevonden. Net zo snel als ze gekomen waren zijn ze ook weer vertrokken. Alle troep, oud ijzer en leidingen lieten ze achter. Gemeente en provincie zaten er behoorlijk mee in hun maag.  Toen boden ze oud ijzerhandelaar Rinus Jacobs -die ze liever weg hadden op zijn toenmalige bedrijfsterrein- aan zijn bedrijf naar hier te verplaatsen. Hij kreeg ontheffing om hier in dit akkergebied te beginnen en zo sneed het mes aan twee kanten. Rinus verkocht het later aan Jac van der Putten en uiteindelijk kreeg ik het bedrijf in handen.

In mijn ‘museum’ heb ik nog materialen en boorkoppen uit die tijd liggen.

In 2011 stond hier trouwens plotseling ene John Kiss, vicepresident van de Canadese firma Gallic Energy Ltd. op de stoep. Met nieuwe onderzoeksmethoden en technieken was het misschien toch de moeite waard om hier schaliegasboringen te gaan verrichten. Ze hebben wat onderzoek gedaan maar daar is verder niets meer van gekomen.’

Museum of rariteitenverzameling?

‘De gemeente gaf mij geen toestemming een museum te beginnen. Dat had waarschijnlijk te maken met openluchtmuseum Eynderhoof en mogelijke subsidieaanspraken. Ook de problemen met de bouwvergunning van een loods hebben daar een rol in gespeeld. Ik was en ben namelijk niet de gemakkelijkste. Als een ambtenaar mij verzekert dat over zeven weken een vergunning rond is gaat de schop na zeven weken ook meteen de grond in. En misschien zelfs al een beetje eerder. Als dan blijkt dat ‘het nog niet rond’ is hebben zíj een probleem, niet ik! Eerlijk is eerlijk, er staat hier op dit terrein van 10.000 m2 het een en ander wat niet helemaal volgens de regeltjes is gegaan maar je moet het een ondernemer ook mogelijk maken te ondernemen. Ik ben een doener en ik ben nogal ongeduldig. Het is wel eens voorgekomen dat ik hier met ambtenaren van de provincie aan tafel zat en ik zo hard met de vuist op tafel sloeg dat de borden twintig centimeter omhoog sprongen!’

Je verzamelde al spulletjes vanaf je twaalfde. Waar is het mee begonnen?

‘Dat is een apart verhaal. Op de lagere school moesten we eens een toneelstukje voorbereiden. Een klasgenoot van mij had daarvoor een oud oma-brilletje meegebracht. Ik vond dat een leuk ding en kreeg het in handen in ruil voor een rol drop. Een paar dagen later wilde hij het brilletje van zijn oma weer terug hebben maar de rol drop had hij op. Dus dat ging niet gebeuren. Het brilletje ligt nu nog steeds in mijn ‘museum’. Zo is het begonnen en verzamelde ik steeds meer oude spulletjes die mensen gewoon wegdeden, een koffiemolen, een schilderij, een hobbelpaard. Daar ben ik nooit meer mee gestopt. Als ik ergens bij boerenmensen een sloopauto voor vijftig gulden ging opkopen keek ik eens rond in het woonhuis en de schuur en kreeg ik vaak voor een klein bedrag extra een oude bromfiets mee of een antieke wanmolen waarmee vroeger het kaf van het koren werd gescheiden. Maar ook als ik nu Duitsland of België in trek om een auto op te halen ga ik onderweg overal aan waar een bordje ‘antiek’ of ‘brocante’ aan de gevel hangt. Zelfs vanuit het Oostblok breng ik wel eens spullen mee.

Verkopen doe ik niks. Misschien alleen aan burgemeester Henk Evers. Die heeft namelijk belangstelling voor een oude JAWA motor. Ik heb er hier een paar staan en heb hem beloofd dat als ik er nog een op de kop kan tikken, die voor hem is. Wel heb ik een keer een paar van die oude bromfietsen verhuurd aan het team van Jiskefet. Kees Prins, Herman Koch en Michiel Romeyn wilden een filmpje maken over de nozemtijd jaren zestig. Iemand van het productieteam belde op of ik die kon leveren. Ik met een vrachtwagentje brommers naar Amsterdam. Geweldige ervaring. Een hele dag opnames voor een filmpje van een kwartier.’

Peter links vooraan met de crew van Jiskefet

Bromfietsclub De Peel

‘Aan auto’s  en bromfietsen knutselen is naast mijn werk ook altijd mijn hobby geweest. Ieder oud motortje krijg ik weer aan het lopen. Wat begon met een Puch, een Zündapp en een Florett groeide uit tot een verzameling van honderden bromfietsen en motoren. Samen met de duizenden museumstukken die ik ook al verzameld had werd het tijd voor een nieuwe loods. Je begrijpt het al, weer problemen met de bouwvergunning. En een museum mocht ik al helemaal niet beginnen. De oplossing lag in de oprichting van Stichting Bromfietsclub De Peel in 1995. Er is een kantine bij, toiletvoorzieningen, alles volgens de regels. Ik mag hier bij de bromfietsclub groepen ontvangen die geïnteresseerd zijn in oude bromfietsen en alles wat hier aan spulletjes uit grootmoederstijd verzameld is. Ik vind het heerlijk om hier mensen rond te leiden en de verhalen te vertellen die bij al die spullen horen. De netto inkomsten blijven keurig op de bankrekening staan van de stichting die door mijn kinderen en kleinkinderen voortgezet kan worden. Dit museum is voor mij een soort levenswerk.’

Je bent altijd in voor een geintje en ondersteunt je verhalen met grappen en grollen, maar heb je ook een serieuze kant? Zijn er zaken waar jij je zorgen om maakt of die je ontroeren?

‘Eigenlijk niet. Ik leef zorgeloos. De mensen verwachten van mij dat ik moppen tap en ouwehoer. Alleen als het mijn kleinkinderen Kay (10), Roan (7) en de kleine Sway (3) betreft, dan kan ik wel eens week worden. Als ze bijvoorbeeld met het vliegtuig op vakantie gaan maak ik me zorgen dat er iets gebeurt.’

Hoe kwam het dat je drie jaar je stem kwijt bent geweest?

‘Door het vele en harde praten kreeg ik een virus op mijn stembanden. Dat werd een serieus probleem toen ik van de ene op de andere dag mijn stem helemaal kwijt raakte. Ik ben drie keer geopereerd in Maastricht zonder echt resultaat. Toen ontmoette ik een vrouw, een gebedsgenezeres, en die gaf mij een kaartje van bedevaartsoord Heppeneert in België dat ik onder mijn kussen moest leggen. Zij bad nog wat en binnen een paar dagen had ik mijn stem weer terug. De artsen in Maastricht begrepen er niets van.’

Heb je nog andere hobby’s of vrijetijdsbestedingen?

‘Ik verzamel oude foto’s van families hier uit dit gebied: Ospel, Ospeldijk, Nederweert. En per familie laat ik die op grote borden afdrukken. Ben ik al een jaar of tien mee bezig. Als ik er zo’n tweehonderd bij elkaar heb ga ik hier een tent neerzetten en een expositie inrichten. Ik ken heel veel mensen en hou van de historie van dit gebied. De Boortoren is meer dan een autosloperij.’