13 september 2022 | Auteur: Désiré Kappert
Molen de Hoop, al bijna 125 jaar de parel van Swartbroek
Op 10 en 11 september waren de Open Monumentendagen. Molen de Hoop in Swartbroek, een van de parels in onze regio, is dan opengesteld. Al bijna 125 jaar siert dit monument het dorp. De molen kent een geschiedenis van bijna 200 jaar. Hij werd gebouwd in 1850 in Vlaardingen en draaide daar ruim 50 jaar. In 1905 werd hij gekocht door een molenaar uit Nederweert en werden de onderdelen verscheept naar Swartbroek. Hier werd de molen herbouwd op een hoge belt en torende boven het dorp uit. Na jaren dienst te hebben gedaan, volgde in 1935 een grote restauratie en kreeg de molen een elektrisch gemaal. Veel molens zijn in de oorlog gebombardeerd. De Hoop bleef schadevrij maar kwam in 1956 wel tot stilstand. Na 25 jaar stilstand namen de molenbouwers gebroeders Adriaens uit Weert de molen over en renoveerden hem volledig. De molen werd maalvaardig gemaakt, de belt werd afgegraven, de molen werd verhoogd en was geschikt voor gebruik. Door het toekennen van de status Rijksmonument kwamen subsidies beschikbaar. De molen werd ondergebracht in een stichting die beheerd wordt door de kinderen van de molenbouwers Adriaens. Peter Stultiens (63) is al 32 jaar molenaar van de Hoop. Hij leidde ons rond.
Boven in de kap zijn de wieken verbonden met een gietijzeren as, die nog dateert uit 1869. Deze as drijft een rad aan, dat weer met kammen en staven verbonden is aan het grote draaimechanisme dat door de molen naar beneden loopt en de ‘koning van de molen’ wordt genoemd. Uiteindelijk brengt deze eikenhouten constructie de molenstenen in beweging waarmee het koren gemalen kan worden. In Swartbroek wordt enkele keren per week gemalen: tarwe, boekweit, rogge, gerst en maïs. Alle producten zijn in de naastgelegen winkel te koop.
Op de eerste verdieping zijn de oorspronkelijk silo’s weggehaald en is de ruimte geschikt gemaakt voor exposities. Tijdens de aanstaande Open Monumentendagen is hier een expositie van Marij Adriaens, (marijadriaens.com) die haar textielwerk, geborduurde batiks en aquarellen tentoonstelt. Marij is een van de kinderen van de gebroeders Adriaens, die de molen gerestaureerd hebben en gemaakt tot wat ze nu is.
De achtkantige molen heeft een galerij rondom het gebouw. Daar kan de molenaar lopen om zijn werkzaamheden te verrichten. Vanaf de galerij is de bovenkap van de molen richting de wind te draaien en ‘op de wind te zetten’. Ook kan de molenaar vanaf deze galerij de zeilen op de wieken uitrollen om zodoende meer wind te vangen. De draaisnelheid van de wieken is uiteraard afhankelijk van de windkracht. Bij bijvoorbeeld windkracht 4 maken de wieken zo’n 15 omwentelingen per minuut. Dat staat gelijk aan 80-90 km/u, wat weer 100 pk kracht oplevert.
De molen heeft twee maalstoelen. Hier wordt het graan gemalen tussen twee grote liggende stenen die door het draaien van de wieken in beweging worden gebracht. Een van de maalstoelen is elektrisch aangedreven om niet afhankelijk te zijn van de wind. Zo kan er elke dag gemalen worden. In de molen liggen nog twee grote originele maalstenen. Deze natuurstenen (de andere zijn van gestort beton) komen uit de bergen en dateren uit 1700. Wanneer het financieel haalbaar is, worden deze maalstenen geplaatst in een nieuwe maalstoel waardoor de Hoop extra maalcapaciteit krijgt.
Vroeger liepen de molenaars met zakken met koren en tarwe de trappen op naar de maalstenen. Dit is fysiek erg zwaar. Daarom is er een constructie gemaakt die de zakken omhoogtilt. Door gebruik te maken van de draaiende tandwielen op de zolder wordt het hijsmechanisme in werking gezet en komen de zakken via de openklappende luiken naar boven. Na het malen kan het meel zo ook weer naar beneden.
Bij de verplaatsing van de molen vanuit Zuid- Holland naar Limburg behield de molen haar oorspronkelijke naam ‘De Hoop’. Voor een molen in Limburg uitzonderlijk omdat de meeste molens hier in het zuiden vernoemd zijn naar een heilige. De naam van de molen staat pontificaal op een groot bord onder aan de kap. Ook wel de baard van de molen genoemd. Vroeger zei men: ‘Hoe groter de baard, hoe rijker de mulder.’
Een leuk detail in de molen is het ‘schepkistje’. Molenaars ontvingen vroeger geen geld voor hun diensten. Daarvoor in de plaats mochten zij uit iedere zak een schep meel halen en in deze kist doen. Als deze vol was, werd de inhoud verkocht aan de bakker en had de molenaar alsnog zijn inkomsten.
In de molen hangt een beeld van de heilige Sint Victor, de beschermheilige van de korenmolenaar. Hij wordt hier afgebeeld met een molensteen. Vroeger werd in veel steden het gilde van korenmolenaars naar hem genoemd en was 21 juli Sint Victorsdag, een belangrijke feestdag voor het molenaarsgilde.
Het grote rad van de molen is gemaakt van azijnhout. Erg hard hout dat uitermate geschikt is voor deze zware belasting. Om de raderen goed te laten draaien moet het hout elke zes weken gesmeerd worden met bijenwas. Dit wordt warm gemaakt met een kaars en met een doek op de draaiende delen aangebracht. Zo blijft de molen soepel draaien en wordt slijtage beperkt.