Jac Peerlings in Leogang, Oostenrijk; ‘Hier nemen we de stress niet mee naar huis’

Zesendertig jaar geleden vertrok hij voor en met de liefde van zijn leven naar Oostenrijk. Aanvankelijk was het de bedoeling om in Weert te blijven. Maar de bouwcrisis in de jaren tachtig jaren trof ook het bedrijf waar Jac Peerlings (61) werkte. En dus zocht het jonge stel hun geluk in het geboorteland van Maridi. “Achteraf is dat het beste besluit geweest”, erkent Jac. Regelmatig komt hij terug naar Weert voor bezoek van familie en vrienden. En om een pilsje te drinken in de kantine van zijn geliefde voetbalclub SV Laar.

Kwajongen met een klein hartje

Bijna vier decennia is hij al weg uit Weert. Maar als je hem vraagt naar zijn herinneringen dan weet hij die vliegensvlug met naam en toenaam te benoemen. Jac: “Mijn ouderlijk huis stond (en staat er nog steeds) achteraan op Laar, op Hushoverheggen. Onder ouderen ook wel bekend als Vlasven. Het was een hele mooie tijd en ik deed alles met veel plezier; school, voetballen en uitgaan. Op de Philips van Horne heb ik veel streken uitgehaald, zonder dat er iets kapotging natuurlijk. Ik mag wel zeggen dat zowel leraren als leerlingen het goed met mij konden vinden. Bij een reünie zei een leraar nog tegen mij: ‘Jac, we hebben vaak op je moeten mopperen, maar als we ons omdraaiden moesten we er altijd om lachen.’ Aan enkelen denk ik nog terug zoals de natuur- en scheikundeleraar Jacques Gijsen, de lerares Duits Maria Maree, de leraar Frans Harry Sweron en de conciërges Wiel Lemmens en Frans Sahertian. Tjonge, jonge dat was een mooie tijd”, lacht Jac als hij eraan terugdenkt. 

Uit het oog, niet uit het hart

In zijn vrije tijd voetbalde Jac bij SV Laar en ging hij iedere zondag op stap, waarvan de eerste drie, vier jaar in Nederweert. Hij weet het nog precies: “Santa Domingo, de kleine Winst en Madeira.  Daarna, zeg maar vanaf 1979, zaten we op de Oelemarkt; de Oelepot, ut Kruuënke, de Saloon, de Brouwer en de Elkesbar. Ik heb nog steeds veel goede bekenden en vrienden in Weert en omstreken, zoals Johan Klaessens en Jean Wilbers. Als ik in Weert kom en ik vind de tijd dan laat ik me ook even op het Laarderveld zien. Het is een goed gevoel als er mensen zijn die je nog kennen”, zegt Jac eerlijk. 

Laat jij ze even de omgeving zien?

Tijdens de laatste schooljaren krijgt de moeder van Jac gezondheidsproblemen. Dat zorgde ervoor dat hij zich minder op school kon concentreren en de animo om te leren viel weg. Hij ging werk zoeken en vond dat bij Hoechst en de Gemeente Nederweert. Daarna kwam hij terecht bij Piet Vincken Gawalo bv op de Dr. Schaepmanstraat. Tijdens een bezoekje aan een Oostenrijkse vriendin van de familie Peerlings ontmoet Jac zijn Maridi; “Onze vriendin studeerde voor verpleegster en had aan haar vriendin Maridi gevraagd om ons de omgeving te laten zien. Dat was Kerstmis 1982. Van het een kwam het ander en in november 1984 zijn we getrouwd”, lacht Jac. Maridi is kokkin in de keuken van het restaurant van haar ouders; ‘Priesteregg’. Samen krijgen ze drie zonen; Johannes (34), Christian (32) en Alexander (25). Net buiten het dorp bouwden ze hun eigen huis mét een vakantiewoning die verhuurd wordt. Jac: “We wonen vlak bij de bossen waar we regelmatig gaan wandelen en waar ik graag ga mountainbiken (ja, ja, nog altijd zonder elektrische hulp). Kijk maar eens op Google Earth ‘Sonnberg 186, 5771 Leogang’ en op www.peerlings.at”, zegt Jac enthousiast.

Zo’n ongeluk als in Italië gebeurt hier niet

De eerste negen jaar werkt Jac in het restaurant van zijn schoonouders. Inmiddels werkt hij al dertig jaar bij de ‘Leoganger Bergbahnen’ waar hij een leidinggevende functie heeft. In de winter maakt hij maanden van 210 tot 240 werkuren en in de zomer zijn dat er nog altijd 200. Hij is verantwoordelijk voor het onderhoud van de gondels en (heel belangrijk) de klemmen van de kabelbaan. Ten tijde van dit interview is net het ongeluk met de gondel in Italië gebeurd. Jac: “Zo’n soort kabelbaan hebben we hier niet. De kabelbaan in Italië is een ‘pendelbaan ‘; dat zijn grote gondels die over een kabel (Tragseil) naar boven getrokken worden door een andere kabel (Zugseil). Voor eventuele calamiteiten (kabelbreuk) zitten er zekerheidsremmen op. In Italië zijn deze door medewerkers gedeactiveerd, wat ‘strengstens’ verboden is. 

Onze kabelbanen zijn ‘Einseilumlaufbahnen’; deze heeft veel kleinere (8 tot 10 persoons-) gondels en deze hangen aan een eindeloze kabel die rond loopt. Iedere gondel koppelt zich in het dal- of bergstation automatisch op- en van de kabel. Deze koppelingen worden door meerdere zekerheidsmechanismen bewaakt. Ik ben hoofdverantwoordelijk voor het onderhoud van de klemmen. Natuurlijk kan er altijd iets kapotgaan, maar dan mag de gondel het station niet verlaten. Het manipuleren oftewel het deactiveren van de klemmen en zekerheidsremmen is, zoals eerder gezegd, streng verboden en dat wordt ook zorgvuldig gecontroleerd”, zegt Jac zeer stellig.

Lege pistes

Wat vindt Jac hét verschil tussen het leven in Oostenrijk en het leven in Nederland? Jac: “Na het werk is de stress voorbij. Hier wordt de stress niet meegenomen naar huis. Als wij in Nederland zijn, merken we de stress op de weg; en dan valt het in Limburg nog mee ten opzichte van de rest van Nederland. In Oostenrijk zijn we afhankelijk van toerisme. En dus is het belangrijk om vriendelijk en gastvrij te zijn. In Tirol en in grote delen van het Salzburgerland komt dertig procent van de omzet uit het buitenland. Zonder toerisme is het leven in de bergen heel moeilijk omdat er weinig industrie is. Door corona kwam hier ook alles op zijn kop te staan. Midden maart 2020 moesten we de liften sluiten. Na ongeveer één maand begonnen we met het onderhoud om voor de zomer klaar te zijn. De directeur wilde iedereen behouden, ook de seizoensarbeiders en daarom hadden we dus arbeidstijdverkorting tot-en-met het eind van deze maand. De zomer was gelukkig heel goed maar de winter viel tegen. De liften waren open maar er waren geen toeristen, dus hadden de mensen in de omgeving lege pistes voor hun alleen. Dat was voor de eigen bevolking iets positiefs. Waar wij normaal tussen de 220 en 250 uur draaien in de winter, waren het er nu tussen de 160 en 170; dit was dus voor ons financieel een behoorlijke aderlating. Ook onze vakantiewoning hebben we de hele winter niet kunnen verhuren. Het virus heeft ons gelukkig niet persoonlijk geraakt, maar de zeven corona-doden in ons dorp hebben we allemaal gekend. We zullen ons zeker laten inenten!”, zegt Jac resoluut.

Verre familie in verre oorden

Nog drie-en-een-half jaar heeft Jac te gaan tot aan zijn pensioen. Daarna wil hij samen met Maridi gaan genieten van de jongens en hun families. Dan komt er ook meer tijd om meer van de wereld te gaan zien. In 2010 maakten ze hun eerste grote reis naar een tante en nicht van Jacs vader, die sinds 1952 in Australië wonen. Twee jaar later bezochten ze een achterneef in Nieuw-Zeeland. In de jaren daarna maakten ze nog reizen naar Dubai en Namibië en nogmaals Australië. Afgelopen zomer stond wederom een toertocht van acht-en-een-halve week dwars door Australië op de planning, maar dat kon helaas niet doorgaan. Jac: “We vinden reizen prachtig, je ziet zoveel en je komt met heel andere ideeën en gebruiken in contact. Andere mensen, andere volken, andere meningen. Je wordt er echt ‘open minded’ van.” 

Achternichten blijken buren

Het reizen koppelt Jac graag aan het bezoeken van ‘verre’ familieleden. En daarmee komen we meteen bij een andere hobby van deze Weertenaar; genealogie. Jac: “Ik heb al een aantal interessante ontdekkingen in de historie van mijn voorouders gedaan. Zo kwam ik erachter dat mijn overgrootmoeder (die ik nog gekend heb) en mijn overgrootvader zes generaties terug twee broers als vader hadden (ja leest u die zin nog maar een keer, red.) Verder heb ik ontdekt dat we, naast de eerdergenoemde groottante Lies, nog meer familie in Australië hebben. Het waren achternichten van mijn vader en dus ook van tante Lies. Die wisten dat niet van elkaar en het maakt me wel een beetje trots dat ik contact heb kunnen leggen tussen deze twee families. Het mooiste is dat enkele achternichten minder dan een uur van elkaar verwijderd wonen; voor Australische begrippen ben je dan buren!”, lacht Jac.

Je herkent hem aan zijn lach

Elke drie jaar geeft de familie van moederskant een feest ter ere van Jacs grootmoeder. Een gelegenheid die Jac niet voorbij laat gaan: “Dit familiefeest daar wil ik altijd bij zijn. Ook mijn kinderen (ze kunnen Limburgs verstaan en spreken gemengd Weerts/Nederlands) zijn er dan bij.” Misschien komen we Jac dan ook tegen op de velden van SV Laar. Je herkent hem aan een big smile op zijn gezicht. Want, zo sluit hij zelf ons gesprek af: “Het leven is veel te kort, dus leef het intens en met een lach op je gezicht.”