31 oktober 2020 | Auteur: Maartje Derckx
Het verhaal van Weert´s oudste fashionista
Met haar tweeëntachtig jaar behoort ze tot één van de oudste onderneemsters van Weert. En nog steeds staat ze bijna dagelijks haar vrouwtje in haar elegante damesboetiek in de Maasstraat. Wie schuilt er achter die goedlachse vrouw die van geen ophouden weet? We gingen met haar in gesprek.
Ik ben van vóór de oorlog,” grapt de in Swartbroek geboren Margriet Hermans-Derckx. Haar wiegje stond aan de Ittervoorterweg en zou daarna nog het bedje zijn voor vier zussen en vijf broers. De familie Derckx was een groot gezin, er moest daarom altijd hard gewerkt worden. Margriet: “Ik had een fantastische moeder. Hardwerkend, zorgzaam, altijd een luisterend oor en niets was haar te veel. Ze zorgde aan het einde van elke dag altijd voor een heerlijke maaltijd. Als er bezoek was, werd er als vanzelfsprekend een bordje bij gezet. Ze runde aan huis een winkel met huishoudelijke spullen. En natuurlijk was er zaal Derckx, waar we allemaal de handen uit de mouwen moesten steken. Van mijn moeder leerde ik hoe belangrijk klantcontact is. Want een goede band met de klant is je brood.” Ook haar vader was een ondernemer in hart en nieren. Hij was net als diens vader smid, en verkocht landbouwmachines in Nederland, België en Duitsland. “Als negenjarig meisje mocht ik weleens mee op pad naar een klant in Hannover. Spannend en leuk! Van mijn beide ouders leerde ik sociaal, openhartig en sterk te zijn.”

Dansen bij Lenders
Als puber gaat Margriet naar het internaat in Koningsbosch. “Ik had er een vriendin, Toosje Wulms. Samen met haar en mijn zus ging ik een keer in de maand op zondag dansen bij Lenders in Weert. Om vijf uur ’s middags begon het, en om één uur waren we thuis. Dat waren nog eens andere tijden.”
Als ze achttien jaar is, gaat ze samen met Toosje met de bus op vakantie naar Kufstein in Oostenrijk. En dan stapt in Heerlen, samen met een vriend, de Eindhovense Hans Hermans op de bus. “Een leuke verschijning met een vlotte babbel,” herinnert Margriet zich. Met z’n vieren hebben ze een prachtige tiendaagse vakantie. Hans en Margriet wisselen adressen uit en er volgt een briefwisseling tussen beiden. Margriet: “En toen kwam hij voor het eerst bij ons. Hoe sociaal mijn vader ook was, van Hans moest hij in het begin niets hebben. Sterker nog, hij heeft het eerste half jaar geen woord tegen hem gezegd. Maar wat wil je, ik was zijn oogappel, en dan is blijkbaar niets goed genoeg!”
Gelukkig komt het goed en na zes jaar verkering, stapt het verliefde stelletje in het huwelijksbootje. Ze gaan in Zeist wonen, vlakbij het werk van Hans in Utrecht, als bedrijfsleider van warenhuis Grand Bazar. Als hij een jaar later eenzelfde baan bij Grand Bazar in Eindhoven weet te bemachtigen, verhuizen ze terug naar hun geliefde zuiden. In hun appartement op Moesel worden beide dochters Sabine en Anne-Marie geboren. Het gezin geniet van tijd samen en de dochters groeien op in een warm nest. Margriet: “We hebben samen genoten van familie-uitstapjes en lange vakanties in Zuid-Frankrijk. En thuis was het altijd een zoete inval van vrienden en vriendinnen van school en de hockeyclub. Heerlijk om dat jong grut over de vloer te hebben.” Als beide dochters gaan studeren en op kamers gaan, is er behoorlijk sprake van het ‘lege nest syndroom’. “Verschrikkelijk stil vond ik het. Gelukkig kwamen ze in het weekend naar huis. Dan belden ze van tevoren vaak op: “Mam, maak je hutspot met hachee!?” En natuurlijk stond dat dan voor ze klaar als ze thuis kwamen.”
Kleding maakt de vrouw
Margriet start in 1989 samen met haar toenmalige schoonzus een damesboetiek in de Maasstraat: ‘Le Type’. Na drie jaar houdt haar partner het voor gezien en gaat Margriet zelfstandig verder. “Hoewel ik van kinds af aan al gek ben op kleding en een neus heb voor fashion, had ik op het gebied van zakendoen nog wat te leren. Een sprong in het diepe, maar ik wist: ik moet het gewoon gaan doen, dan komt het vanzelf.”
Oma Margriet
In 1990 wordt haar eerste kleinkind geboren: Pim. Later volgen Roosmarijn, Noortje en Lise. Margriet: “Met elk van hen heb ik een innige, warme band. We brengen nog steeds veel tijd met elkaar door. Etentjes, vakanties, verjaardagen, we doen het veelal samen. Pim, de enige jongen doet niet onder voor zijn zusjes en nichtje. Met hem ga ik net zo lief weekendjes weg en zelfs een weekje naar Turkije, gezellig met z’n tweetjes!” De onvoorwaardelijke liefde voor haar kleinkinderen wordt nog eens extra benadrukt als Pim op achtjarige leeftijd ziek wordt. “Pim kreeg als klein ventje leukemie. Een verschrikkelijk spannende en verdrietige periode. Ik was boos, boos op de wereld, en boos op God. Ik bad tot Hem dat Hij mij de ziekte maar moest geven. Dreigde nooit meer naar de kerk te gaan. Totdat ik me realiseerde dat ik het gebed nodig had zodat Pim beter zou worden. De angst dat je kleinkind je ontnomen kan worden, en hoe kwetsbaar je dat als mens maakt, is bijna ondraaglijk. Na twee jaar werd hij genezen verklaard en onlangs hebben we samen zijn dertigste verjaardag gevierd.” Sinds twee jaar heeft Margriet er een nieuwe titel bij: “Ik ben overgrootmoeder van Oliver en Lou, de zoontjes van Roosmarijn en haar man Ritchie. Hoe ik me daarbij voel, is met geen pen te beschrijven. Dat ik dat nog mag meemaken, is voor mij als een droom die uitkomt.”
Alles is familie
“Familie staat bij mij hoog in het vaandel. We ondernemen regelmatig leuke dingen samen. Zo is er de jaarlijkse familiedag, de fietsdag met mijn broers en zussen en drink ik elke zaterdag met enkelen van hen een borreltje bij de Soos. We genieten van elkaars compagnie. Ik realiseer me dat het bijzonder is dat we elkaar nog hebben op deze leeftijd. Een belangrijk iemand hebben we al jaren niet meer in ons midden: mijn jongere broertje Piet. Hij overleed in 2007 aan de gevolgen van een hersentumor. Hij was tot aan zijn dood een heel warme, hartelijke en lieve man. Een vreselijk groot gemis voor ons allemaal, nog elke dag.”
In voor- en tegenspoed
Haar huwelijk met Hans beschrijft Margriet als gelukkig. “Hans en ik pasten goed bij elkaar. Hij was dominant, ik niet. Hij was de gangmaker, en ik genoot daarvan. Ik had genoeg eigen vrienden, maar met hem samen had ik een enorme vriendengroep. Hij kon praten als Brugman, moppentappen als de beste en hij sprak met gemak iedereen aan. We waren gelukkig. Totdat Hans ziek werd. Ik kan me nog herinneren dat hij vaak in herhaling viel. Hij vertelde verhalen dubbel en haalde namen door elkaar. Als hij terugkwam van de supermarkt had hij vaak verschillende producten niet mee genomen, omdat hij ze niet had kunnen vinden. Hij werd er erg onzeker door, iets dat ik totaal niet van hem gewend was. We zochten contact met een geriater en na enkele onderzoeken werd Alzheimer gediagnosticeerd. Een pijnlijke boodschap, waar Hans nooit met één woord over gerept heeft. Ik ook niet trouwens. Er werd gewoon niet over gepraat, waarom weet ik niet zo goed. Ik heb hem twee jaar zelf verzorgd. Daarna is hij één jaar in St. Martinus geweest en verbleef hij het laatste jaar op een gesloten verpleegafdeling in Maarheeze.”
Het leven is een geschenk
Hoewel ze haar man mist, is Margriet nooit bij de pakken neer gaan zitten: “Geen sprake van, stilzitten is niets voor mij. Mijn leven is een geschenk, en daar probeer ik elke dag alles uit te halen. Over drie jaar stop ik met werken, dan vind ik het welletjes geweest. Ik zit bij een gymclub, ik bridge en misschien pak ik het vrijwilligerswerk wel weer op. Dat carnaval dit jaar niet doorgaat is begrijpelijk, maar ook verdomd jammer. Sinds ik in mijn tienerjaren met vastelaovund in Venlo in aanraking ben gekomen, zit het carnaval me in het bloed. De muziek, de sfeer en het verkleden, ik vind het werkelijk prachtig. Normaal gesproken ga ik drie dagen lang. Je ziet me elke dag in een andere outfit, van schmink tot hoedje op elkaar afgestemd.
Ik zing alle Limburgse carnavalskrakers woord voor woord mee!” In deze voor iedereen onzekere periode probeert ze bovenal het hoofd koel te houden. Ik zou de mensen willen zeggen: “Blijf verstandig en positief, nieesj neet tevul!” En zoals Sjef Diederen zou zeggen: “Geneet van ut laeve, zoe lang este kins, maak sjpas en plezeer, doe laefs toch mér ins. Want sjtraks, es ’t te laat is, dan hubste sjpiet dervan. Geneet dus van ’t laeve, zoelang es ’t nog kan.”