‘Groetjes van Aïcha’

Anton van Lier was helemaal niet blij geweest met het beëindigen van de coronalockdown. Het had hem goed gedaan toen de andere bewoners van het zorgcentrum ook in de situatie zaten waarin hij al jaren zat: zo goed als geen contact met de buitenwereld. Zijn vrouw was 13 jaar geleden plotseling aan een herseninfarct overleden. Kinderen hadden ze niet. Na zijn pensionering waren ze vanuit de drukke randstad naar het rustige Limburg verhuisd. Slechts twee keer hadden ze nog gebruik kunnen maken van de met hun laatste spaarcentjes aangeschafte caravan. Toen kreeg Liesbeth dat infarct. Op de begrafenis waren enkele buren aanwezig geweest en een vertegenwoordigster van de ouderenbond Anbo.

Het eerste jaar in het zorgcentrum kreeg hij nog af en toe bezoek van Mientje, zijn voormalige overbuurvrouw. Maar dat was meer uit nieuwsgierigheid dan vanuit belangstelling. Anton was geen prater, klaagde nooit, zocht ook geen contact met anderen. Omdat ze hier allemaal ‘dat rare dialecttaaltje’ spraken voelde hij zich al snel buitengesloten. Toen ook Mientje stierf, werd het heel stil in het kamertje van Anton. Met de huishoudelijke hulp Hanane wisselde hij af en toe een paar woorden, niet meer dan noodzakelijk. Maar toen zij op een dag haar dochtertje Aïcha meenam, veranderde er iets in het gedrag van Anton. Het verlegen kind ontweek zijn blikken, ze sloot zich van hem af waardoor hij een soort van lotsverbondenheid ervoer. Haar schuwe oogopslag vertederde hem. Ze was netjes en beleefd, sprak met twee woorden. Dit kleine meisje hielp op woensdagmiddag haar moeder als poetshulp bij een chagrijnige oude man in plaats van met vriendjes en vriendinnetjes te gaan spelen. Op een of andere manier ontroerde hem dat. Toen hij haar een koekje aanbood zocht ze eerst de goedkeurende blik van moeder op. Er volgde een kort ietwat onbeholpen gesprek maar het ijs was gebroken. Hij had sindsdien uitgekeken naar de woensdagmiddagen en de amusante en vaak ook verstandige opmerkingen die Aïcha kon maken.

In november 2019 vroeg zij hem heel omslachtig of hij een set zelfgemaakte kerstkaarten wilde kopen. Het was voor een goed doel: de inrichting van een speelhoek in het wijkgebouw. Hij trok glunderend de portemonnee en kocht alle vijf de sets die ze bij zich had. Meende hij ook een gloed op haar wangen te bespeuren? Sinds de start van de lockdown had hij Hanane en Aïcha niet meer gezien. Of Hanane ontslagen was? Hij wist het niet. Anton schikte zich in de situatie. Kerst 2020 kwam eraan en daarmee ook de herinnering aan Aïcha. Hij trok het laadje van zijn dressoir open. Daar had hij haar kerstkaarten opgeborgen. Gelijk met het sprongetje dat zijn zwakke hart maakte sloeg ook zijn somberheid om en verdween de frons in zijn voorhoofd. Hij zou háár een kerstkaart sturen!

Uit macht der gewoonte schreef hij zijn eigen naam en adres op de kaart en realiseerde zich daarna dat hij helemaal geen adres van Hanane en Aïcha had. Even staarde hij voor zich uit en schreef toen ‘Groetjes van Aïcha’ op de linkerkant van de kaart. De daaropvolgende dagen schreef hij iedere dag een kaart aan zichzelf. Tijdens zijn avondwandelingetje deed hij ze heimelijk op de bus om ze enkele dagen later blij verrast uit zijn brievenbus in de hal van het tehuis te halen. Opvallend hard mompelend liet hij er af en toe een uit zijn handen vallen als een medebewoner in de buurt was. Het leken wel jaloerse blikken die hem werden toegeworpen? Hij genoot ervan. Vlak voor Kerst besloot hij alle hem toegezonden kaarten op het raam van zijn kamer te plakken. Een boodschap voor buiten, maar vooral voor zijn medebewoners. In het midden een groot karton waarop hij met een stift schreef “Lieve mensen, bedankt voor alle kaarten”. Kerstavond keek hij vergenoegd naar de kaarten op zijn raam en las op iedere kaart de naam van de afzender: ‘Aïcha’. Hij haalde het karton weer van het raam, streepte ‘mensen’ door, verving het door AÏCHA en plakte het stuk karton weer zorgvuldig op de ruit. Terug in zijn leunstoel sloot hij dankbaar zijn ogen.

Ton Adriaens