Elly Kerkvliet, bevlogen kinderarts in het St. Jans Gasthuis Weert

Elly Kerkvliet (65) werkt al 25 jaar met veel plezier in een leuk team waarin ze nog dagelijks leert van haar jongere collega’s. Daarvoor was ze 10 jaar werkzaam in Zuid-Amerika waar ze in sloppenwijken geconfronteerd werd met de enorme kloof tussen arm en rijk.  In Argentinië voelde ze de onderhuidse spanningen in de nasleep van de bloedige militaire dictatuur onder Videla. 

Ik praat met haar over de ontwikkelingen in haar werk en het zorgstelsel maar ook over haar jeugd, haar kinderen en haar betrokkenheid bij klimaat en duurzaamheid. Om in ultieme vrijheid tot rust en bezinning te komen fietste ze afgelopen zomer in haar eentje langs de kust tussen Oostende en Ameland. 

Binnenkort vier je het 25-jarig jubileum als kinderarts in het SJG Weert. Laten we je carrière even doornemen.  

Na de middelbare school ging ik biologie studeren aan de universiteit Leiden. Na een paar jaar merkte ik dat het dat toch niet helemaal was, ik wilde met mensen werken. Ik had een drang naar vrijheid en avontuur en begon in 1979 aan de universiteit Maastricht de studie geneeskunde. Vergeleken met Leiden was dat een cultuuromslag van strak traditioneel onderwijs naar probleemgestuurd werken in groepen met weinig ‘contacturen’. Daar kreeg ik contact met politieke vluchtelingen uit Zuid-Amerika. Ik raakte bevriend met een jaargenote uit Uruguay en bezocht op haar verzoek met hun kinderen tijdens het vierde jaar van onze studie de familie in Uruguay en Paraguay. Vanwege het politieke klimaat konden zij en haar man dat toen niet. 

Van het een kwam het ander en er volgde een half jaar co-schap kindergeneeskunde in Montevideo. Daarop kreeg ik de aanbieding om er te komen studeren en werken. 
In 1986 studeerde ik af in Maastricht en ik besloot de stap te zetten: ik emigreerde naar Uruguay. 

Moeilijke omstandigheden in Montevideo

Daar heb ik ruim vijf jaar onder vaak moeizame omstandigheden de opleiding kindergeneeskunde gevolgd en gewerkt in het kinderziekenhuis Pereira Rossell. In de overvolle gangen van de spoedeisende hulp was je voortdurend bezig om te bepalen welke patiënt vóór ging ten opzichte van een ander. Uit de sloppenwijken zag ik kinderen met vliegeneitjes onder de hoofdhuid, zwellingen waar maden uitkropen maar ook kinderen die overleden zonder dat hun ouders erbij waren. Schokkende ervaringen die mij ertoe brachten om samen met een jaargenoot in de sloppenwijk Cadorna een spreekuur op te zetten waar we een dag in de week in een container patiënten ontvingen en iemand konden opleiden tot doktersassistente. Voor de financiering richtte ik de stichting Hazerswoude-Cadorna op en kwam zo, met hulp van mijn dorp, aan de nodige financiële steun voor ons project. Deel daarvan was ook een bouwproject voor mensen die in zinkplaten krotten woonden, waarbij de bewoners zelf de stenen bakten en hun eigen huis bouwden.

De helft van onze container werd spreekkamer en de andere helft ‘wijkgebouw’ waarin een feest kon worden gehouden maar die ook als rouwkamer dienst deed. Op het spreekuur werden ook kinderen met rattenbeten binnengebracht. Wij stelden voor de nabijgelegen vuilnisbelt te verplaatsen maar dat werd ons door de bewoners niet in dank afgenomen: veel mensen leefden van het uitsorteren van die vuilnis. Wel kregen we voor elkaar dat straten en steegjes nummers kregen zodat een ambulance sneller ter plaatse kon zijn en we hebben waterleidingen kunnen realiseren. 

Buenos Aires

In Montevideo heb ik mijn man ontmoet, Colombiaan en student kindergeneeskunde. Hij wilde kinderneurologie studeren in Buenos Aires, Argentinië en we verhuisden samen naar deze miljoenenstad. Daar heb ik een aantal jaren als ‘pediatra’ kinderarts gewerkt in een Maternidad met gemiddeld dertig bevallingen per dag, de plek waar ook onze dochters Sofia en Lisa geboren zijn.

Terug naar Nederland

Omdat mijn diploma’s daar niet werden erkend werkte ik eigenlijk illegaal en dat maakte me kwetsbaar. Argentinië had geleden onder een bloedige dictatuur en politie en overheidspersoneel waren lang niet altijd betrouwbaar en daarmee onvoorspelbaar.
We besloten naar Nederland te gaan waar ik een jaar in het academisch ziekenhuis Maastricht werkte om mijn diploma’s te revalideren. In Zuid-Amerika zag ik voornamelijk kinderen met longontsteking, ondervoeding, infecties of diarree. In Nederland werd ik geconfronteerd met bijvoorbeeld ADHD of grote lengte, dat had ik daar nog nooit gezien. Wat wij onderschatten was dat de diploma’s van mijn man hier niet werden erkend. Hij was een uitstekende kinderneuroloog maar moest toch opnieuw als basisarts beginnen én, niet eenvoudig, de Nederlandse taal leren. Het was een lange moeilijke tijd. Inmiddels werkt hij weer als kinderneuroloog maar we zijn niet meer samen. 

Na een jaar Vroedvrouwenschool Kerkrade werd ik door de toenmalige SJG-directeur Harry Luik benaderd om in Weert te komen werken. Ik wilde als moeder van een jong gezin (inmiddels was ook Camilo geboren) graag parttime werken. We wilden in Maastricht blijven wonen tot het moment dat mijn man ergens vast werk zou vinden. Maar toen het zover was, waren de kinderen helemaal geaard in Maastricht en ik gewend aan het pendelen. Ik ben er tot nu toe met plezier blijven wonen. 

Kinderarts

In hoeverre is het beroep van kinderarts in de loop der jaren veranderd? Zie je bepaalde verschuivingen in aandoeningen of ziektebeelden bij kinderen?

Een belangrijke verandering is de digitalisering. Ik heb nog met pen en papier statussen volgeschreven. Een nadeel van de daarmee verbonden sociale media is de druk die jonge ouders ervaren. ‘Alles’ moet instagramwaardig en zo perfect mogelijk zijn. Ook moeten vragen graag nú, meteen en onmiddellijk beantwoord worden, dat geeft veel druk. Informatie op internet wordt nogal eens voor wáár aangenomen, ongeacht de bron en onderbouwde uitspraken van een dokter zijn dan ‘ook maar een mening’. Mondigheid is prima maar vertrouwen in de kennis van de professional ook.
We zien een toename van psychische problematiek bij pubers, meer eetstoornissen en meer depressiviteit. De schermcultuur van iPad en telefoon spelen een rol in de gezondheid van kinderen. Er gebeurt veel online waar ouders geen weet van hebben. Daarbij spelen jonge kinderen minder buiten, ik heb het idee dat dat ook een factor is waardoor zoveel kinderen obstipatie hebben. 

Maak jij je zorgen om de ontwikkelingen in ons zorgstelsel?

Natuurlijk zie ik dat het de zorgverzekeraars zijn die meer en meer bepalen hoe wij ons werk moeten doen. De autonomie van de arts neemt verder af. Ik begrijp wel dat in het verleden de dokters een te grote vinger in de pap hadden en de overheid ingreep, maar het huidige systeem van marktwerking in de zorg maakt veel zaken onnodig ingewikkeld. Onderlinge samenwerking heeft meerwaarde.

Waar ik me zorgen over maak is de belasting en belastbaarheid van collega’s. Er wordt veel van zorgpersoneel gevraagd, systemen en managers dwingen strakke uniforme werkschema’s af, de maatschappij vraagt veel, het wringt. Jonge, veelal vrouwelijke artsen krijgen veel voor de kiezen met hoge werkdruk, een gezin thuis en een eisende maatschappij.

Kindermishandeling en alcoholgebruik bij jongeren zijn voor jou bijzondere aandachtsgebieden. 
Vanwaar die keuzes?  

Het is de sociale kant van het werk die mij het meeste ligt. Pubers met psychische problematiek, het bespreken van emotionele knelpunten die hoofdpijn en buikpijn veroorzaken. Samen kijken wat er nodig is om de kwaliteit van leven te verbeteren is een kerndoel.  Wat alcoholgebruik betreft werken wij samen met de ggz-instelling Vincent van Gogh, waar met jongeren gesproken wordt over bijvoorbeeld omgaan met groepsdruk. Alcohol is echt zo slecht voor je lijf en je hersenen, zeker voor jongeren, want de hersenen zijn pas rond je vierentwintigste volgroeid. 
Kindermishandeling is gecompliceerder. Kinderen vertellen niet zomaar, er is loyaliteit naar de ouders of angst. We zijn wel alert maar het is moeilijk helder te krijgen wat er bij gezinnen achter de voordeur gebeurt. Mishandeling gebeurt meestal uit onmacht en bij signalen gaan we met ouders in gesprek. We hebben tenslotte hetzelfde uitgangspunt: een gezonde omgeving voor het kind. 
Wat me enorm motiveert is dat het in ons vak over ‘echte’ dingen gaat. Voor ouders is de gezondheid van hun kind vaak belangrijker én ongrijpbaarder dan die van henzelf. En denk aan de bevallingen, het is een voorrecht op zo’n speciaal moment in het leven van de ouders aanwezig te mogen zijn. 

Wat zou je de lezers van Weert Magazine, en in het bijzonder ouders van jonge kinderen, op het hart willen drukken?

Ouders laat je kinderen los. Laat ze lekker ravotten, hun eigen weg zoeken en pamper ze minder. Een kind mag een kapotte knie vallen of een ruzietje met een vriendje zelf uitvechten. Dat hoort bij een gezonde ontwikkeling. Je kunt het samenvatten met een juiste balans tussen enerzijds loslaten en anderzijds liefdevol begrenzen. 

‘Ouders, zorg voor een liefdevolle begrenzing en laat je kinderen daarbinnen los’

Als arts word je geconfronteerd met menselijk leed. Als het kinderen betreft komt dat nog harder binnen. Hoe ga jij daarmee om? 

Het sleutelwoord is voor mij ‘compassie’. Ik probeer me in te leven in het gevoel van de ouders. Daarmee maak je contact en vind je de juiste troostende woorden. Naar het kind is het begrip tonen en het kind serieus nemen. Gelukkig worden de meeste kinderen ook weer beter.

Privé: De mens achter de kinderarts

Je bent geboren in Hazerswoude-Dorp, een dorpje met 6000 inwoners en een streng gereformeerde geloofsgemeenschap. Welke invloed had dat op jouw jeugd?

Ons gezin behoorde tot een kleine, maar door de verzuiling wel fanatieke katholieke enclave. Als kind baden wij nog iedere avond op onze knieën de rozenkrans. Op zondag was er in het dorp werkelijk niets te beleven. Etalages van gereformeerde winkels waren afgeplakt want dat gaf te veel ‘verleiding’. Ik woonde op een boerderij met nog acht broers en zussen, er was altijd veel werk te doen. Hazerswoude was benauwend om in op te groeien, ik ben ver weg gaan wonen!  Met de kerk heb ik allang geen binding meer, maar wat ik soms mis is een openbare bezinningsruimte. 

Je hebt drie kinderen die over de wereld zijn uitgevlogen. Hoe onderhoud je de familieband?

Mijn kinderen zijn heel onafhankelijk en hebben de drang om het avontuur te zoeken niet van een vreemde. Onze gezinsband is prima. Het is in deze tijd gemakkelijk om te bellen, waar ook ter wereld ze op dat moment uithangen.
Sofia (29) heeft psychologie gestudeerd en heeft een paar jaar als juniordocent aan de universiteit van Amsterdam gewerkt. Zij is nu een half jaar op reis, op zoek naar haar roots in Colombia, Argentinië en Uruguay. Over enkele weken vlieg ik haar achterna en trekken we een poosje samen door Uruguay en Argentinië. 
Dochter Lisa (28) werkt voor de EU en voor ngo’s  (organisaties die zonder winstoogmerk en onafhankelijk van overheden hulp bieden bij maatschappelijke problemen). Zij was onder andere in Congo actief op het gebied van mensenrechten en houdt zich momenteel bezig met emancipatie van jonge vrouwen in Kameroen.
Zoon Camilo (25) studeert geneeskunde aan de universiteit van Amsterdam en loopt nu co-schappen.
Heel erg leuk dat er een professionele vonk is overgeslagen, benieuwd wat hij daarna gaat doen. 

Waar ga jij je mee bezig houden na je pensionering? Ik heb begrepen dat je nogal begaan bent met het lot van onze planeet.

De klimaatverandering is zeker een heel belangrijk thema. Ikzelf, maar ook mijn generatie mag haar stem meer laten horen. Op het gebied van verduurzaming is er ook in het ziekenhuis nog veel te doen, aan de massa’s wegwerpspullen bijvoorbeeld. Hierover wil ik eens met de directie praten: Hoe kunnen we verduurzamen in ons ziekenhuis?
En verder heb ik leuke hobby’s. Ik zing in een heel gezellig gemengd koor, ‘La Muze’ in Maastricht en sinds een jaar of vijf speel ik accordeon. Ook fiets en kampeer ik graag. Afgelopen zomer heb ik grotendeels in mijn eentje de kustroute gereden, tentje achterop, zeshonderd kilometer in veertien dagen. Dat is heerlijk: iedere morgen tent inpakken en lekker zwemmen in zee, wat een vrijheid!