Strafklasje in het politiebureau

Begin deze maand botste een auto tegen een lantaarnpaal achter ons appartement. Gelukkig alleen blikschade. Ik had alle tijd vanachter het raam de politieagenten te bekijken. Ongelooflijk wat die allemaal aan hun koppel hebben hangen. Ik zag een vuurwapen, magazijnhouder, pepperspray, handboeien, wapenstok, rubberen handschoenen, zaklamp, portofoon, smartphone en een sleutelhouder. Ik vraag me af hoelang het nog duurt dat zo’n agent zich vergist en als hij wil bellen per ongeluk het pistool aan zijn oor houdt.

Hoe anders was dat in de tijd toen de politie nog zetelde in dit fraaie gebouw aan de Emmasingel? Deze stadsvilla is gebouwd in 1915 in opdracht van Jean Meewis door architect Rouleau. Er staan nog meer mooie panden van deze architect in de binnenstad. Het bekendste is de voorgevel van het oude stadhuis aan de Markt, nu museum W. 

Over de architectuur van het voormalige politiebureau valt veel te vertellen. Ik beperk me nu tot het opvallende torentje. In de jaren dat hier het politiebureau was gevestigd (tussen 1928 en 1964) was boven in het torentje het zogenaamde ‘strafklasje’. Als je als jongere iets ‘misdaan’ had, bijvoorbeeld zonder licht gefietst, moest je op woensdag- of zaterdagmiddag voor straf naar dit strafklasje. Je kreeg dan verkeersles, een stichtelijk woordje na afloop en bij het naar buiten gaan een schop onder je kont van agent Denessen.  

Na de oorlog kwamen de eerste agenten in dienst die niet afkomstig waren uit Weert. Dat gaf meteen problemen. In Weert kende niemand elkaar bij de echte naam, maar alleen bij de bijnaam. Het was voor deze ‘allochtone’ agenten een onmogelijke puzzel. In 1950 verscheen een interne lijst met alle adressen, namen en bijnamen. En dat is goud, want sindsdien zijn ‘Väöske van Zoeëp Betje’, ‘Nel van de Doeëdnejjer’ en vele anderen nog op te sporen.

Door Koos Neijnens i.s.m. Stadsgidsen Regio Weert
Reageren: info@stadsgidsenweert.nl
Bron: Beeldbank Gemeentearchief Weert