Architect André van de Goor: Een echt ‘thuis’ bouw je met je hart

Deze editie van Weert Magazine heeft het thema ‘Wonen & Bouwen’. We praten met André van de Goor (80), een van de bekendste Weerter architecten, over de huizenmarkt, architectuur, het iconische gebouw bij de Weerter stadsbrug, De Lichtenberg, Museum W, beschermde stads- en dorpsgezichten en de monumenten-welstandscommissie. Ook zijn persoonlijke drijfveren, zijn ontwikkeling als architect en de ups en downs in zijn leven passeren in een openhartig gesprek de revue.

Op het balkon van het penthouse van het Martinusschoolproject.

Investeerders beleggen in vastgoed en de huizenprijzen schieten door alle plafonds. Door stikstofregels en tekorten aan bouwmaterialen en bouwvakkers stagneert de woningbouw. Hoe kijk jij aan tegen deze ontwikkeling en waar zie je oplossingen?

‘Ik vrees dat de bouwwereld een zeer moeilijke tijd tegemoet gaat. Vooral door een gebrek aan goed opgeleide bouwvakkers. Mogelijk krijgen we dan meer prefab met het risico van monotone bouw. Nu ben ik niet tegen prefab bouw zolang het maar kwalitatief hoogwaardig is. Kwaliteit gaat bij mij altijd boven kwantiteit. Vanuit de overheid wordt er op het gebied van ruimtelijke ordening te weinig gestuurd. Het wordt weer hoog tijd voor een minister van volkshuisvesting.
Wat Weert betreft, heb ik onlangs een blik mogen werpen op de ontwikkelingen op Keent en Moesel en dat gaf mij hoop. Het woningeigendom van Wonen Limburg in dat gebied gaat de komende decennia behoorlijk op de schop en daar komt gevarieerde duurzame bouw voor terug.’

Het toetsen van bouwplannen aan de eisen van welstand leidde in het verleden vaak tot onbegrip en discussie. Sinds 2017 is Weert welstandsvrij met uitzondering van beschermde stads- en dorpsgezichten en monumenten. Kun je een voorbeeld geven van het werk van de monumenten-welstandscommissie?

‘Dan kom ik toch uit bij het Martinusschoolproject waar ik samen met mijn dochter Wendy en met collega Cees Metz het winnende ontwerp voor heb gemaakt. Vanuit de eigenaar/opdrachtgever, Mertens Bouw, gold: ‘the sky is the limit’. Wij hadden gekozen voor een combinatie van wonen, groentetuin, sociaal naoberschap, markthal en restaurant. 
Daarna moet je met die ideeën naar de gemeente en bleef alleen ‘wonen’ over. Een plan moet namelijk ook nog voldoen aan de stedenbouwkundige visie van Weert en voorzieningen als een markthal en restaurant mochten alleen binnen de singelring gerealiseerd worden en niet erbuiten. We begonnen dus weer opnieuw. Het karakter van de voorgevel wilden we behouden en toch openheid voor de appartementen creëren. Daartoe hebben we de ramen verlengd en cortenstalen kaders aangebracht. En dan ga je in collegiaal overleg met de leden van de monumenten-welstandscommissie. Een heet hangijzer was de aanvankelijke eis dat de oorspronkelijke dakpannen hergebruikt moesten worden en ook de dakkapellen in het ontwerp moesten terugkeren. Uiteindelijk zijn we in goed overleg en met respect voor elkaars argumenten tot overeenstemming gekomen.’

De keuze voor een iconisch gebouw bij de Weerter stadsbrug heeft nogal wat commotie teweeggebracht. Twee verliezende teams in de ontwerpwedstrijd maken bezwaar tegen de uitslag en dreigen met schadeclaims. Wat is hierin jouw professionele visie?

‘Ik heb me niet echt verdiept in de ontwerpen om er onderbouwd over te kunnen oordelen. Dit kan ook niet met alleen maar een plaatje van de buitenkant. De discussie heb ik slechts zijdelings gevolgd maar ik denk dat het een en ander geschort heeft aan het programma van wensen en eisen of aan de beoordelingscriteria. Als deze namelijk helder zijn kun je je alleen maar bij de uitslag neerleggen. In het andere geval ontstaat er een voedingsbodem voor juristen.’

De stadsboerderij aan de Beekpoort ligt plat. Terecht?

‘De bouwkundige staat was bijzonder slecht. In de jaren negentig ben ik daar ook nog even mee bezig geweest en toen al was sloop eigenlijk de enige reële optie. Volledig herbouwen kan natuurlijk maar dan is het totale project niet meer rendabel. Aan de Maaseikerweg heb ik voor een particulier wel de herbouw van een boerderij inclusief bakhuis kunnen realiseren maar daar was de uitgangspositie een totaal andere. Deze persoon dacht niet puur commercieel maar was bezig met het consolideren van zijn roots.’

De stichting Behoud De Lichtenberg wil na achttien jaar vergeefse strijd voor restauratie zichzelf opheffen. Is er geen toekomst voor het openluchttheater?

‘Dit monument verpaupert en er gebeurt helemaal niets. Ik ben lid van het Weerter Mannenkoor en wij hebben het enkele malen schoongemaakt voorafgaand aan een door ons georganiseerd concert of evenement. Ik ben van mening dat het alleen met een gedeeltelijke overkapping rendabel te maken is, semipermanent of in tentvorm. Een voorbeeld hiervan staat in Thorn. Of dit voldoende onderzocht is? Het zou in ieder geval doodzonde zijn als De Lichtenberg verloren gaat.’

De huizenrij bij de Biesterbrug is ook een ontwerp van André.

Museum de Fundatie in Zwolle is een neoklassiek paleis uit de negentiende eeuw dat in 2012 werd uitgebreid met een nieuwe kolossale eivormige expositieruimte boven op het dak van het bestaande gebouw. De ophef over de messing achtergevel van ons Museum W valt in het niet vergeleken met de commentaren op deze ‘zeppelin’. Wat vind jij van deze stijlcombinaties?

‘Het is een mondiale ontwikkeling dat musea zich opvallend manifesteren. In Nederland zie je het ook bij het Depot Boijmans Van Beuningen in Rotterdam. Het zijn architectonisch natuurlijk geweldige uitdagingen maar persoonlijk zou ik niet kiezen voor al te uitbundige stijlcombinaties. Dat geldt wat mij betreft ook voor de messing gevel van Museum W. Wat ik daarbij nog ernstig vind is de kwetsbaarheid. Net zoals je makkelijk een deuk in het plaatwerk van een auto slaat kan een vandaal met weinig inspanning de gevelbekleding toetakelen.’

Wat is voor jou het mooiste gebouw van Nederland? 

‘Persoonlijk ben ik gecharmeerd van sanatorium Zonnestraal in Hilversum, een ontwerp van Jan Duiker uit de jaren twintig. Constructies die van binnen naar buiten doorlopen, gladde en gemakkelijk te reinigen materialen: beton, glas en slanke stalen profielen. Een minimaal betonskelet met maximale openheid waardoor veel licht naar binnen valt.’

Waardoor is jouw keuze voor het vak van architect ontstaan?

‘Als oudste zoon in een gezin met negen kinderen was ik voorbestemd de boerderij van mijn ouders in Nederweert-Eind over te nemen. Ik kon goed leren en tekenen maar ging naar de landbouwschool en hielp op de boerderij. Rond mijn vijftiende raakte mijn vader een onderbeen kwijt ten gevolge van een ongeluk. Het gevolg was dat hij stopte met het boerenbedrijf en ging werken in de sociale werkplaats. Daardoor kwam ook een einde aan mijn werkzaamheden op de boerderij. 

De bouw had mijn interesse en ik ging aan de slag als leerling-timmerman. Via de avondschool en het leerlingstelsel ontwikkelde ik mij verder in het vak. De vijfjarige opleiding rondde ik af in drie jaar. Als timmerman heb ik nog de kerkbanken gemaakt voor de crypte in de kerk van Nederweert-Eind. Op de bouw kwam ik opzichters en architecten tegen, waaronder Pierre Weegels. Hun werkzaamheden interesseerden mij mateloos. 

Aan deze lamp in zijn kantoor kunnen bezoekers een levenswijsheid of gedachte kwijt.

Twintig jaar avondopleiding

Ik startte een schriftelijke opleiding bouwkundig tekenaar. In 1963 begon ik in die functie bij architect Piet Coenders, een grote naam in Weert en omstreken. In de vijftien jaar die ik bij hem heb gewerkt heb ik mij verder ontwikkeld en een reeks avondopleidingen gevolg; diverse praktijkopleidingen en bouwtechniek, bouwkundig opzichter en uiteindelijk architect. Om aan te tonen dat ik een hts-niveau bezat en toegelaten kon worden tot de opleiding voor architect aan de academie in Maastricht moest ik drie dagen lang toelatingsexamen doen in Amsterdam. In totaal heb ik ruim twintig jaar avondstudies gevolgd. Twee avonden per week en de zaterdag van huis trokken natuurlijk ook een zware wissel op mijn gezin. Mijn vrouw Mientje nam het grootste deel van de opvoedtaak van onze twee dochters Wendy en Lonneke op zich. Zij was en is nog steeds mijn steun en toeverlaat. 
De ontwikkeling van handwerksman tot architect heeft mij later veel voordelen gebracht. De praktische realisatie van ontwerpen had voor mij geen geheimen. In 1978 ben ik mijn eigen architectenbureau gestart.’

Eerbetoon aan dochter Wendy 

Die bevlogenheid voor architectuur en de bouwwereld, heb je die aan je dochter Wendy doorgegeven?

‘Het is niet zo dat ik dat nadrukkelijk stimuleerde. Na het gymnasium ging ze studeren in Delft. De interesse voor dit vak ontwikkelde zich vanzelf. Na haar afstuderen nam ik haar onder mijn hoede, zij werd mijn compagnon in architectenbureau Van de Goor. Zij zat vooral aan de ontwerpkant, terwijl de technische kant meer bij mij lag. Zij was ambitieus, natuurlijk hadden we wel eens meningsverschillen maar we respecteerden elkaar en vulden elkaar prima aan. Ik ben nog van het tekenpotlood achter de tekentafel en kan op de computer weinig. Zij was daar bijzonder vaardig in. Een vermeldenswaardige anekdote in dat verband is de volgende: Een paar jaar geleden begaf mijn tekenpotlood het, waarmee ik vanaf 1963 de kost had verdiend. Wendy heeft toen stad en land afgezocht en ergens in Overijsel nog een soortgelijk exemplaar gevonden.’

Enkele dagen na carnaval 2020 overkwam jullie een enorm leed. Je dochter Wendy kwam plotseling te overlijden aan een hersenbloeding. Dat moet een geweldige impact hebben gehad.

‘En nog steeds. Haar gemis is enorm. Zij had nog zoveel mooie dingen kunnen bouwen hier in Weert. 

Toen zij overleed was ik niet alleen een dochter kwijt, maar ook een geweldige collega en mijn rechterhand hier op kantoor.  De eerste tijd na haar overlijden zat ik in een modus van regelen, organiseren en doen: Hoe moet dat nu met haar gehandicapte zoon Jonathan? Er moet financieel het een en ander geregeld worden. Wat moet er gebeuren met haar appartement hier boven het kantoor? Het gaat nu iets beter maar er gaat geen dag voorbij dat wij niet aan onze dochter denken. We hebben de uitvaartdienst op video opgenomen en die kijk ik nog regelmatig terug. Om het te verwerken, het verdriet echt binnen te laten komen, te accepteren.

In 2015 werd bij Wendy borstkanker ontdekt. In 2020 had zij een jarenlang traject van chemo en immuuntherapie achter de rug. De waardes waren goed en toen gebeurde dit. Totaal onverwacht en er was ook geen enkel verband met haar voorgeschiedenis. ‘Pure pech’ werd het in het ziekenhuis in Maastricht genoemd.

Op deze plek is een eerbetoon aan haar op zijn plaats. Haar verdiensten voor ons bureau maar ook voor de Stichting Architectuurlijk Weert, waarvan zij medeoprichter was, zijn enorm. In november verschijnt er, ter gelegenheid van het 25-jarig bestaan, een boek van deze stichting met een overzicht van Weerter projecten. Ik heb begrepen dat in deze uitgave een plekje voor Wendy gereserveerd is. 

Het Martinusschoolproject nadert zijn voltooiing en ook daar wordt op initiatief van Mertens Bouwbedrijf een gedenkteken gerealiseerd. Wij hebben daar zelf een idee voor mogen aandragen en ik heb daarvoor mijn grote waardering uitgesproken. Het biedt ons troost en een mogelijkheid tot gedenken en verwerking van het verdriet.’

Hoelang blijft André van de Goor nog actief?

‘Nog heel lang hopelijk, maar niet als architect. Kort na het overlijden van Wendy heb ik besloten dat het voor mij genoeg was. Ik schat in dat mijn orderportefeuille tot eind 2022 loopt. Dan sluit ik na zesenzestig jaar mijn werk als architect af.

Ik ben vrijwilliger bij Openluchtmuseum Eynderhoof, ben daar lid van de museumadviescommissie en heb het speelhuis en De Gaffel, twee gebouwen op het Eynderhoofcomplex, ontworpen. Daar blijf ik actief. Ik treed daarmee in de voetsporen van mijn vader die als mandenvlechter bij de oprichting een van de eerste vrijwilligers was. Het timmermanshandwerk ga ik weer oppakken. Voor mijn verjaardag heb ik een set beitels en een hamer gekregen om te gaan beeldhouwen in hout. Ook het zingen bij het Weerter Mannenkoor is een passie van mij. Als voorzitter van de muziekcommissie wil ik daar nog jaren actief blijven.’